ECLI:NL:GHLEE:2012:BW0103
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van webcambeelden en schennis van de eerbaarheid
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte werd beschuldigd van het overtreden van artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht, schennis van de eerbaarheid en poging tot schennis van de eerbaarheid. De zaak draaide om beelden die de verdachte via een webcam aan een minderjarige, het slachtoffer, had getoond. Het hof oordeelde dat de beelden, gemaakt via een live-webcamverbinding, niet konden worden aangemerkt als 'afbeelding, voorwerp en/of gegevensdrager' in de zin van artikel 240a, omdat deze beelden niet waren opgeslagen en dus niet op een later tijdstip konden worden bekeken. Hierdoor kon de verdachte niet schuldig worden bevonden aan het primair ten laste gelegde.
Daarnaast oordeelde het hof dat het subsidiair ten laste gelegde, schennis van de eerbaarheid, niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Het slachtoffer had tijdig de webcamverbinding verbroken, waardoor zij niet daadwerkelijk met het ontblote geslachtsdeel van de verdachte was geconfronteerd. Het hof concludeerde dat de verdachte, door eerst toestemming te vragen aan het slachtoffer om zijn geslachtsdeel te tonen, haar de mogelijkheid had geboden om de verbinding te verbreken. Dit leidde tot de conclusie dat het opzet op het bestanddeel 'haars ondanks' niet bewezen kon worden.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. J. Hielkema als voorzitter en mr. B.J.J. Melssen en mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg als raadsheren. De griffier was mr. K.J. Reinke.