ECLI:NL:GHLEE:2012:BV9979

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001218-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met dodelijke afloop onder invloed van drugs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte werd veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 24 juni 2010, waarbij twee personen om het leven kwamen. De verdachte, die onder invloed van drugs verkeerde, bestuurde een Volkswagen Golf en raakte in een flauwe bocht de verkeerde weghelft, wat leidde tot een frontale botsing met een Mitsubishi Space Star. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 2 jaar geëist, maar het hof besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, een werkstraf van 240 uur, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. Het hof oordeelde dat de bloedafname van de verdachte, die arterieel was uitgevoerd, geoorloofd was, omdat dit de minst ingrijpende methode was. De verdediging stelde dat de resultaten van het bloedonderzoek niet gebruikt konden worden voor het bewijs, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte had eerder geen strafblad en toonde spijt over het voorval, wat het hof in zijn overwegingen meenam. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de gevolgen van rijden onder invloed van drugs.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001218-11
Uitspraak d.d.: 27 maart 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 9 juni 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 maart 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren, met aftrek. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
verdachte op of omstreeks 24 juni 2010, onder of nabij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als verkeersdeelnemer,
namelijk bestuurder van een (vierwielig) motorrijtuig (een (personen)auto, van het merk Volkswagen, type Golf) rijdende in westelijke richting over de weg, de N31 ([straat]),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes, schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
doordat verdachte roekeloos, althans zeer, in ieder geval aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam is geweest, aangezien verdachte, terwijl hij verkeerde onder (een) zodanige invloed van (een) stof(fen), te weten (al dan niet een combinatie van) amfetamine-achtigen (MDMA en/of MDA) en/of GHB en/of cannabinoïden (THC), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van (een) andere stof(fen) - de rijvaardigheid kon verminderen dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, met het door hem bestuurde motorrijtuig rijdende in of door of ter hoogte van een - gezien zijn, verdachtes, rijrichting - (flauwe) naar rechts voerende bocht, (ongeveer) ter hoogte van hectometerpaal 42.8 en ter plaatse waar de rijbaan van die weg middels een doorgetrokken asstreep was verdeeld in twee rijstroken van nagenoeg gelijke breedte, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of in plaats van op normale wijze de door hem, verdachte, gevolgde rijstrook van die weg te blijven volgen naar links is gereden of gezwenkt en/of daarbij of daarna geheel of nagenoeg geheel op het weggedeelte bestemd voor het hem, verdachte, over die weg tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen of beland, juist op het moment dat de bestuurder van een hem over die weg tegemoetkomend motorrijtuig (een (personen)auto, van het merk Mitsubishi, type Space Star) de plaats waar hij, verdachte, die manoeuvre uitvoerde reeds (zeer) dicht was genaderd en waarbij of waarna een frontale of nagenoeg frontale botsing of aanrijding tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat hem over die weg tegemoetkomende motorrijtuig heeft plaatsgevonden,
waardoor, althans mede waardoor, de bestuurder en/of een inzittende/passagiere van dat andere motorrijtuig, respectievelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geheten, werd(en) gedood, althans zodanig (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht dat voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] daardoor zijn/is overleden,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
1.
verdachte op of omstreeks 24 juni 2010 onder of nabij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (een (personen)auto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine-achtigen (MDMA en/of MDA) en/of GHB en/of cannabinoïden (THC), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
verdachte op of omstreeks 24 juni 2010, onder of nabij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een (vierwielig) motorrijtuig (een (personen)auto, van het merk Volkswagen, type Golf) daarmee in westelijke richting heeft gereden over de weg, de N31 ([straat]) en toen in of ter hoogte van een - gezien zijn, verdachtes, rijrichting - (flauwe) naar rechts voerende bocht, (ongeveer) ter hoogte van hectometerpaal 42.8 en ter plaatse waar de rijbaan van die weg middels een doorgetrokken asstreep was verdeeld in twee rijstroken van nagenoeg gelijke breedte, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en van een - gezien zijn, verdachtes, rijrichting - (flauwe) naar rechts voerende bocht, (ongeveer) ter hoogte van hectometerpaal 42.8 en ter plaatse waar de rijbaan van die weg middels een doorgetrokken asstreep was verdeeld in twee rijstroken van nagenoeg gelijke breedte, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of in plaats van op normale wijze de door hem, verdachte, gevolgde rijstrook van die weg te blijven volgen naar links is gereden of gezwenkt en/of daarbij of daarna geheel of nagenoeg geheel op het weggedeelte bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer is terecht gekomen of beland, juist op het moment dat de bestuurder van een hem over die weg tegemoetkomend motorrijtuig (een (personen)auto, van het merk Mitsubishi, type Space Star) de plaats waar hij, verdachte, die manoeuvre uitvoerde reeds (zeer) dicht was genaderd en waarbij of waarna een frontale of nagenoeg frontale botsing of aanrijding tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat hem over die weg tegemoetkomende motorrijtuig heeft plaatsgevonden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman van verdachte bepleit dat de resultaten van het bloedonderzoek van verdachte niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs. De raadsman heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van verdachte bestond geen 'vermoeden' in de zin van artikel 163, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten het vermoeden dat verdachte onder invloed van een andere stof dan alcoholhoudende drank verkeerde. Het enkele aantreffen van pillen van een (op dat moment) onbekende samenstelling in de auto van verdachte is daarvoor onvoldoende.
Voorts levert de vaststelling dat het bloed van verdachte arterieel is afgenomen, in plaats van door middel van de wettelijk voorgeschreven venapunctie, een schending op van één van de strikte waarborgen waarmee de wetgever het in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde onderzoek heeft omringd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft met de door hem bestuurde auto een dubbele doorgetrokken streep op de weg overschreden, is vervolgens met zijn auto op de linkerweghelft terechtgekomen en is daar frontaal in botsing gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto.
Direct na het ongeval zijn er in de auto van verdachte door verbalisanten pillen in diverse kleuren en met diverse opdrukken gevonden, alsmede een injectiespuit met inhoud, vloeistoffen in verschillende flesjes en een zakje met cannabisgruis.
Gelet op het vorenstaande bestonden er naar het oordeel van het hof ten aanzien van verdachte voldoende aanwijzingen voor het in artikel 163, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde vermoeden dat verdachte onder invloed van een andere stof dan alcoholhoudende drank verkeerde. Het verweer van de raadsman faalt in zoverre.
Artikel 12 van het Besluit alcoholonderzoeken bepaalt dat bloedafname dient te geschieden door middel van een door een arts verrichte venapunctie.
De strekking van het Besluit alcoholonderzoeken (en de daarbij horende Regeling bloed- en urineonderzoek) is te waarborgen dat de bloedafname op zodanige wijze wordt verricht dat een minimale inbreuk op de lichamelijke integriteit van de verdachte wordt gemaakt en dat deze wordt verricht op een manier die waarborgt dat het afgenomen bloed op juiste wijze wordt behandeld ter voorkoming van foutieve meetresultaten.
Uit het dossier blijkt het hof dat een GGD-arts bij verdachte door middel van een arterieel bloed heeft afgenomen. Verdachte was tijdens de bloedafname bewusteloos en niet in staat zijn wil hieromtrent kenbaar te maken.
Gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden is het hof van oordeel dat de arteriële bloedafname in onderhavige zaak geoorloofd was, nu op deze wijze de minst vergaande inbreuk op de lichamelijke integriteit van verdachte gemaakt werd. Van een schending van één van de strikte waarborgen omtrent het in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde onderzoek is derhalve geen sprake. Het verweer van de raadsman faalt ook in zoverre.
Uit het hiervoor overwogene vloeit voort dat de resultaten van het bloedonderzoek gebezigd kunnen worden voor het bewijs van het tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte voor het overige gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte op 24 juni 2010, nabij [plaats], in de gemeente [gemeente], als verkeersdeelnemer,
namelijk bestuurder van een (vierwielig) motorrijtuig (een personenauto, van het merk Volkswagen, type Golf) rijdende in westelijke richting over de weg, de N31 ([straat]),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes, schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest, aangezien verdachte, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van stoffen, te weten amfetamine-achtigen (MDMA en MDA) en GHB, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, met het door hem bestuurde motorrijtuig rijdende ter hoogte van een - gezien zijn, verdachtes, rijrichting - flauwe naar rechts voerende bocht, ter hoogte van hectometerpaal 42.8 en ter plaatse waar de rijbaan van die weg middels een doorgetrokken asstreep was verdeeld in twee rijstroken van nagenoeg gelijke breedte, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en in plaats van op normale wijze de door hem, verdachte, gevolgde rijstrook van die weg te blijven volgen naar links is gereden en daarbij geheel op het weggedeelte bestemd voor het hem, verdachte, over die weg tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen, juist op het moment dat de bestuurder van een hem over die weg tegemoetkomend motorrijtuig (een personenauto, van het merk Mitsubishi, type Space Star) de plaats waar hij, verdachte, die manoeuvre uitvoerde reeds (zeer) dicht was genaderd en waarbij een frontale botsing tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat hem over die weg tegemoetkomende motorrijtuig heeft plaatsgevonden, waardoor de bestuurder en een inzittende/passagiere van dat andere motorrijtuig, respectievelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geheten, werden gedood,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 24 juni 2010 zeer onvoorzichtig en onoplettend deelgenomen aan het verkeer. Verdachte reed die dag in zijn auto over [straat] in de buurt van [plaats], terwijl hij verkeerde onder invloed van bewustzijnbeïnvloedende middelen. Ter hoogte van een flauwe bocht is verdachte op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft gekomen, waardoor een frontale botsing is ontstaan met een hem tegemoetkomende auto. De bestuurder en inzittende van deze auto, een bejaard echtpaar, zijn beiden ten gevolge van de botsing overleden.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij de schuld bestaat in een grove verkeersfout en waarbij het slachtoffer is overleden, gaan uit van een gevangenisstraf van 6 maanden, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren. Het hof neemt deze oriëntatiepunten tot uitgangspunt.
Omtrent verdachte is door Verslavingszorg Noord-Nederland op 19 mei 2011 een Reclasseringsadvies uitgebracht, waarin (onder meer) staat dat verdachte zich verantwoordelijk voelt voor het gebeurde, dat hij de consequenties daarvan aanvaardt en zich bewust is van de grote impact ervan op de nabestaanden.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 maart 2012 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Voorts is in aanmerking genomen hetgeen door verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte is aangevoerd. Zo is betoogd dat het ongeval ook voor verdachte grote gevolgen heeft gehad. Lichamelijk gezien heeft verdachte continu pijn in zijn linkerarm en schouderblad. Daarnaast heeft de berichtgeving in de pers omtrent het gebeurde een grote impact gehad op verdachte, alsmede op zijn gezin. De strafrechtelijke vervolging heeft bovendien geleid tot het ontslag van verdachte eind juli 2011.
Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 6 maart 2012 hebben de nabestaanden van de slachtoffers nog dagelijks last van het gebeurde. Zij worden nog veelvuldig aan het ongeval herinnerd en ervaren het verlies van hun (groot)ouders als een groot gemis.
Alles overwegende, zal het hof aan verdachte een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren, met aftrek, opleggen.
Het hof ziet in de landelijke oriëntatiepunten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om - anders dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd - naast een ontzegging van de rijbevoegdheid van lange duur, te volstaan met oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf heeft mede ten doel verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,
en op 27 maart 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. B.J.J. Melssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.