GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002304-11
Uitspraak d.d.: 23 maart 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Leeuwarden van 31 oktober 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1997],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 maart 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en schuldigverklaring van verdachte zonder oplegging van straf of maatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.S Bauer, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 30 maart 2011 te Leeuwarden, als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten [naam] was ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen omtrent het bewijs van het ten laste gelegde
Het strafrechtelijk verwijt dat verdachte wordt gemaakt luidt dat hij in de maand maart 2011 niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de school, waaraan hij als leerling stond ingeschreven, regelmatig te bezoeken, een en ander als bedoeld in artikel 2, onder 3, van de Leerplichtwet 1969. Door en namens verdachte - zijn ouders en de raadsvrouw - is betoogd dat de zich in het dossier bevindende verzuimregistratie van de school, waaraan verdachte stond ingeschreven, te weten het [naam] te Leeuwarden, locatie Zamenhof, een beeld geeft dat niet in overeenstemming is met de feitelijke situatie in die periode. De keren dat verdachte wegens ziekte en ziekenhuisbezoek afwezig was, zouden - ondanks melding daarvan door zijn ouders - niet naar behoren zijn geregistreerd. De gelegenheden waarbij verdachte te laat in de les was gekomen zouden te wijten zijn geweest aan de niet overal hoorbare schoolbel. Met name de (zeer talrijke) keren dat hij naar eigen zeggen uit de klas is verwijderd, zouden verdachte ten onrechte als "ongeoorloofd verzuim" in de schoenen zijn geschoven, terwijl hij (het restant van) die lesuren op school, zij het niet meer in de les, aanwezig was.
Het hof heeft ter terechtzitting van 9 maart 2012 de absentiecoördinator van het [naam], afdeling Zamenhof, als getuige gehoord over de wijze waarop de verzuim-registratie is georganiseerd en, indien daartoe aanleiding is, wordt gecorrigeerd, en voorts om een toelichting te geven op de in de registratie gebruikte afkortingen. Het hof leidt uit die verklaring af dat het [naam] een in beginsel sluitende verzuimregistratie hanteert, waarbij enerzijds verzuimmeldingen van bijvoorbeeld ouders worden geregistreerd, ook indien zij hun melding telefonisch bij een andere locatie van de school doen, en anderzijds dat de school de ouders belt indien een leerling, zonder dat dat door de ouders is gemeld, afwezig is. De verzuimreden die de ouders dan opgeven wordt zonodig alsnog in het administratieve verzuimsysteem geregistreerd.
Alle verklaringen in aanmerking nemende, daaronder tevens begrepen die van verdachte en zijn ouders, stelt het hof vast dat de verzuimregistratie, zoals die zich in het dossier bevindt, in overeenstemming is met de verklaringen van verdachte. Het gaat daarbij om het geoorloofd verzuim. Dat verdachte enige malen te laat in de les is verschenen en als gevolg daarvan geacht werd de betreffende les (ongeoorloofd) deels te hebben verzuimd, acht het hof een gevolg van onachtzaamheid van verdachte. Het behoort immers tot de eigen verantwoordelijkheid van de leerling tijdig in de les aanwezig te zijn.
Wat betreft de aard van het verzuim, in de registratie aangeduid met de code 'XX' overweegt het hof het navolgende. De absentiecoördinator heeft ter terechtzitting uiteengezet dat die code staat voor absentie van onbekende aard, anders gezegd: de leerling wordt verondersteld bij het ontbreken van andersluidende informatie gedurende de met "XX" aangeduide uren te hebben gespijbeld. Van de zijde van de verdediging is gesteld dat het hier om uren gaat tijdens welke verdachte - wegens kennelijk ongeoorloofd gedrag - uit de les is verwijderd. Een dergelijke maatregel dient volgens de raadsvrouw te vallen onder artikel 11, onder c, van de Leerplichtwet 1969, inhoudende dat de leerling is vrijgesteld van de verplichting de school te bezoeken, indien hem bij wijze van tuchtrechtelijke maatregel tijdelijk de toegang is ontzegd. Hoewel het hof geneigd is de redelijkheid van dit standpunt op zichzelf te erkennen, wijst niets erop dat de met "XX" aangeduide uren daadwerkelijk betrekking hebben op lesuren, tijdens welke verdachte zou zijn verwijderd. Het hof heeft daarbij onder meer gelet op hetgeen door de absentiecoördinator naar voren is gebracht over
de betekenis van de in de tabel gebruikte afkortingen. Voor het verwijderen uit de les bestaat een aparte code, namelijk "VW". Er is geen enkel aanknopingspunt voor de veronderstelling dat de afkortingen op zo een grote schaal foutief zouden zijn ingevuld. Voorts acht het hof niet aannemelijk dat verdachte in een zo extreme mate als door hemzelf is gesteld, uit de door hem te volgen lessen zou zijn verwijderd zonder ingrijpen van hogerhand. Het hof gaat er daarom vanuit dat verdachte tijdens de met 'XX' aangeduide lesuren - wellicht zonder medeweten van zijn ouders - heeft gespijbeld en daarmee ongeoorloofd afwezig is geweest.
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de
periode van 1 maart tot en met 30 maart 2011 niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de school, waaraan hij stond ingeschreven, geregeld te bezoeken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging gekregen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 30 maart 2011 te Leeuwarden, als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten [naam] was ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet nakomen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de bewezen verklaarde periode schuldig gemaakt aan ongeoorloofd schoolverzuim. Zoals reeds naar voren is gekomen bij de overwegingen omtrent het bewijs is verdachte regelmatig te laat gekomen, is hij meermalen uit de les verwijderd en is hij voorts om onbekende redenen in het geheel niet in de lessen verschenen. Uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, leidt het hof af dat verdachte moeite heeft met het erkennen van zijn eigen verantwoordelijkheid hierin. Hij stelt zich op het standpunt dat de onderhavige strafrechtelijke vervolging voornamelijk een gevolg is van miscommunicatie en onzorgvuldigheid in de verzuimregistratie van de school.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Het hof heeft daarnaast kennis genomen van de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 juli 2011 en 6 maart 2012, waaruit blijkt dat de schoolgang van verdachte tot op heden - afgezien van hetgeen hiervoor bewezen is verklaard - niet zonder problemen verloopt. Verdachte is thans tijdelijk ontheven van zijn verplichtingen ingevolge de Leerplichtwet, in afwachting van de uitkomsten van een indicatieprocedure, die beoogt te leiden naar een plaatsing in RENN4, een onderwijsinstelling die gespecialiseerd is in leerlingen met gedragsproblemen. Verdachte loopt thans een voltijdse stage in het bedrijf van zijn vader. Voorts is gebleken dat er sprake is van (gezins)begeleiding door Accare. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard daarvan te leren, onder meer dat hij niet altijd en overal in discussie moet gaan met leraren en andere gedragsdragers. Ook de ouders hebben verklaard baat te hebben bij deze interventie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Strafoplegging zou in zijn visie hier slechts als 'mosterd na de maaltijd' werken. Het hof zal de advocaat-generaal daarin niet volgen. Nog afgezien van het belang van één van de doelen van strafoplegging - vergelding voor een begane wetsovertreding - acht het hof oplegging van een voorwaardelijke straf in de rede liggend. Verdachte zal na de zomer van 2012 zijn schoolcarrière hervatten. Hij bevindt zich thans in een levensfase, waarin onderwijs en vorming van cruciaal belang zijn voor het verloop van zijn verdere leven. Oplegging van een voorwaardelijke werkstraf van na te melden omvang acht het hof, ondanks de positieve ontwikkelingen, (ook) als waarschuwing voor de toekomst derhalve aangewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr L.J. Hofstra en mr. W.F. van Zant, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 23 maart 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken,
zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.