ECLI:NL:GHLEE:2012:BV9898

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002303-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is beschuldigd van poging tot zware mishandeling van de benadeelde partij, die het slachtoffer werd van een aanrijding met een auto. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deze poging, waarbij hij met zijn auto tegen de fiets van de benadeelde is gereden, wat leidde tot een valpartij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, uit een wanhoopsreactie, de benadeelde heeft aangereden, maar dat de benadeelde niet gewond is geraakt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Daarnaast is er een werkstraf van 240 uren opgelegd en is de rijbevoegdheid voor twaalf maanden ontzegd. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een bedrag van €250,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure zijn voor beide partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002303-09
Uitspraak d.d.: 16 maart 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 10 september 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1957],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 juni 2011, 12 december 2011 en 2 maart 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en veroordeling ter zake hiervan tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, uit te voeren op de wijze zoals in het reclasseringsrapport van 2 augustus 2010 is opgenomen. Daarnaast strekt de vordering tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.
Tot slot strekt de vordering tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 250,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G.A. Pots, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
verdachte op of omstreeks 20 maart 2008, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, althans om die [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, opzettelijk met (de voorzijde van) het door verdachte bestuurde motorrijtuig (een personenauto) is aangereden of (op)gebotst tegen (de achterzijde van) de door die [benadeelde] bestuurde of bereden fiets, tengevolge, althans mede tengevolge, waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
verdachte op of omstreeks 20 maart 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straatnaam], komende uit de richting van [plaats] en gaande in de richting van [plaats], en toen in plaats van voldoende afstand te bewaren tot en/of in voldoende mate rekening te houden met een zich voor hem op die weg bevindende fietser, die in dezelfde richting als verdachte over de rijbaan van die weg reed, met (de voorzijde van) het door verdachte bestuurde motorrijtuig is aangereden of (op)gebotst tegen (de achterzijde van) die fietser, althans die fiets, tengevolge, althans mede tengevolge, waarvan die fietser, [benadeelde] geheten, met de door hem bestuurde fiets ten val kwam, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Het hof acht op grond van de verklaringen van [benadeelde], [getuige 1], [getuige 2] en de geconstateerde schade aan de fiets en de kentekenplaat van verdachtes voertuig wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk met de voorzijde van het door hem bestuurde voertuig tegen de achterzijde van de door [benadeelde] bestuurde fiets is gereden.
Door die manoeuvre is [benadeelde] ten val gekomen.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat als gevolg van zijn gedraging [benadeelde] zou komen te overlijden. Een fietser onder de uit het dossier en ter zitting blijkende omstandigheden aanrijden is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm wel zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde], dat het niet anders kan zijn dan verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Op basis van de dossierstukken en de ter zitting van het hof afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende dat hij op dat moment boos op [benadeelde] was, acht het hof wèl aannemelijk dat verdachte zich bewust is geweest van de mogelijke gevolgen van zijn handelen en dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat als gevolg van zijn gedragingen zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde] zou worden toegebracht. Derhalve acht het hof bewezen dat er bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde].
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
verdachte op 20 maart 2008, te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, opzettelijk met de voorzijde van het door verdachte bestuurde motorrijtuig (een personenauto) is aangereden tegen de achterzijde van de door die [benadeelde] bestuurde fiets, tengevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [benadeelde]. Verdachte is naar aanleiding van een vermeende provocatie door [benadeelde], die zijn grondslag vindt in een jarenlange vete tussen verdachte en [benadeelde], uit een - in zijn ogen - wanhoopsreactie in zijn auto gestapt en achter de fietsende [benadeelde] gaan rijden.
Met geringe snelheid is hij vervolgens met de door hem bestuurde auto tegen de achterzijde van de fiets van [benadeelde] gereden. [benadeelde] is als gevolg daarvan in de berm terecht gekomen. Dat [benadeelde] niet gewond is geraakt, is niet te danken aan verdachte.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend reclasseringsrapport van 2 augustus 2010. Daaruit volgt dat verdachte een leven heeft geleid waarin weinig structuur is geweest. Door gehoor te geven aan de impulsen van het moment is hij meermalen met politie en justitie in aanraking gekomen. Een behandeling, gericht op zijn impulsieve gedrag, wordt wenselijk geacht. Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de interventies in het verleden wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, gecombineerd met reclasseringstoezicht geadviseerd. Als bijzondere voorwaarden worden een meldgebod, deelname aan een gedragsinterventie (cognitieve vaardigheidstraining en leefstijltraining), en een behandelverplichting bij de AFP geadviseerd.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is zich te houden aan de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 januari 2012. Daaruit is gebleken dat verdachte eerder wegens strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld.
In de procedure in hoger beroep is sprake van een onredelijke vertraging in de vervolging in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM voor de duur van ruim 6 maanden.
Deze vertraging komt merendeels voor rekening van verdachte door niet tijdig voor de zitting van 9 juni 2011 zich te wenden tot een raadsman. Voorts heeft de behandeling van de zaak bij de rechtbank voortvarend plaatsgevonden, zodat het hof binnen een termijn van
4 jaar na aanvang van de redelijke termijn arrest wijst. Gelet hierop zal er om deze reden geen strafvermindering plaatsvinden.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, alsmede gelet op de inmiddels relatieve ouderdom van het feit, is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans niet noodzakelijk. Het hof acht oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op de wijze zoals in bovengenoemd reclasseringsrapport is beschreven, passend en geboden. Daarnaast acht het hof een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 uren, passend. Tot slot is het hof van oordeel dat aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid dient te worden opgelegd voor de duur van 12 maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 50.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 550,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Verdachte heeft zich bereid verklaard die schade te willen vergoeden.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte daadwerkelijk wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Leeuwarden en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij de AFP.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] terzake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. P.J.M. van den Bergh en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 16 maart 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.K. Elzinga en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.