Arrest d.d. 31 januari 2012
Zaaknummer 200.095.145/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging,
advocaat: mr. J. Pieters, kantoorhoudende te Sneek,
die ook heeft gepleit,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek,
die ook heeft gepleit.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 31 augustus 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 28 september 2011 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 11 oktober 2011.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"bij arrest, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het tussen partijen gewezen vonnis van 31 augustus 2011 bekend onder 113665 / KG ZA 11-216 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, aan thans appellante toe te wijzen het in prima gevorderde bij de inleidende dagvaarding:
a. Geintimeerde te verbieden, direct danwel indirect, contact op te nemen met appellante, een ander in de ruimste zins des woords, zowel schriftelijk, fysiek, mondeling, telefonisch danwel digitaal;
b. Geïntimeerde te verbieden zich op te houden in de straat waar appellante woonachtig is, zijnde de [A-straat], alsmede in de straten rondom, zijnde de parallelweg, [B-straat], [C-straat], [D-straat], [E-straat], [F-straat] en [G-straat], op straffe van een dwangsom van 5.000 Euro per overtreding, voor iedere overtreding waarbij gedaagde in gebreke mocht zijn aan dit verbod te voldoen;
c. Voorzover geïntimeerde het in sub a en / of b gevorderde zal overtreden, appellante gemachtigd zal zijn geintimeerde te verwijderen, desnoods met behulp van de sterke arm der wet;
d. Althans dat het Gerechtshof die voorzieningen zal treffen, zoals deze in goede justitie mocht vermenen te behoren.
e. met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding ook in eerste aanleg, althans subsidiair kosten rechtens."
Ter rolle van 25 oktober 2011 is tegen [geïntimeerde] ambtshalve akte niet dienen verleend.
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten door hun advocaten, [geïntimeerde] onder overlegging van een pleitnota.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de pleitdossiers.
De grieven
[appellante] heeft één grief opgeworpen.
De vaststaande feiten
1. Over de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.4 van het bestreden vonnis bestaat geen geschil, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
1.1. [appellante] ontvangt een uitkering op basis van de Wet Werk en Bijstand. De gemeente heeft [appellante] een re-integratietraject aangeboden, dat inhield dat zij bij het bedrijf van [geïntimeerde] zou gaan werken en dat zij aldaar zou worden opgeleid tot beveiligingsmedewerker. Het re-integratietraject is per 1 november 2010 stopgezet.
1.2. Op 29 juni 2011 is [geïntimeerde] bij [appellante] aan de deur geweest. [appellante] heeft op dat moment de politie gebeld, die [geïntimeerde] heeft aangehouden. [appellante] heeft aangifte tegen [geïntimeerde] gedaan wegens stalking, huisvredebreuk en bedreiging. [geïntimeerde] is weer vrijgelaten en de zaak is in juli 2011 door de officier van justitie geseponeerd wegens onvoldoende wettig bewijs.
1.3. [geïntimeerde] heeft vervolgens diverse e-mailberichten aan [appellante] verzonden, gedateerd 1 juli, 5 juli, 12 juli, 18 juli en 2 augustus 2011. In het e-mailbericht van 1 juli 2011 staat onder meer het volgende vermeld:
"Geachte mevrouw [appellante],
Op woensdag 29 juni doet u tegen over mij [geïntimeerde], aangifte van huisvredebreuk, geweld en stalking.
Ik ga aangifte doen van smaat en laster, en van valse aangifte.
1. Over het voorval van 29 juni.
2. Over dat u mijn zaak in diskrediet brengt.
3. Dat u mijn opdrachtgevers leugens verteld uit eigenbelang.
(…)
12. Let wel dit is geen bedrijging, dit is de stand van zaken, u krijgt vanzelf bericht."
1.4. In het e-mailbericht van 2 augustus 2011 staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:
"Onderwerp: valse aangifte
(…)
Het heeft vandaag even tijd geduurd,
Maar met 2 wkn alles met advocaat rond.
Ik wens u veel wijsheid."
De procedure in eerste aanleg
2. [appellante] heeft [geïntimeerde] op 15 augustus 2011 gedagvaard voor de voorzieningenrechter en - samengevat weergegeven - gevorderd [geïntimeerde] te verbieden contact op te nemen met haar en hem, op straffe van een dwangsom, te verbieden zich op te houden in de straat waarin zij woont, zijnde de [A-straat], alsmede in de straten rondom, zijnde de Parallelweg, [B-straat], [C-straat], [D-straat], [E-straat], [F-straat] en [G-straat], naar het hof aanneemt: in [woonplaats].
3. De voorzieningenrechter heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van [appellante] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde].
De grief
4. De grief klaagt erover dat de voorzieningenrechter het gevorderde straat- en contactverbod heeft afgewezen. Met de inhoud van deze grief en de toelichting daarop wordt het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof onderworpen.
5. Als eerste zal het hof het verweer van [geïntimeerde] bespreken dat [appellante] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
6. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. (Hoge Raad 29 november 2002, LJN: AE4553).
7. Niet gesteld of gebleken is dat zich na het bestreden vonnis incidenten hebben voorgedaan die het opleggen van het gevorderde straat- en contactverbod zouden kunnen rechtvaardigen. Het hof is dan ook van oordeel dat [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij op dit moment een spoedeisend belang heeft bij het door haar gevorderde straat- en contactverbod.
8. Het hof leest overigens in de grieven en in de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd verworpen. Het hof onderschrijft de beslissing van de rechtbank en hetgeen de rechtbank daartoe ter motivering heeft overwogen.
Slotsom
9. Het hof zal het beroep, wegens het ontbreken van spoedeisend belang bij het gevorderde, verwerpen.
10. [appellante] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde], met dien verstande dat het geliquideerd advocaatsalaris, met voorbij zien aan de werkzaamheden verband houdende met het pleidooi, wordt berekend alsof [geïntimeerde] (tijdig) een memorie van antwoord heeft genomen (1 punt x tarief II à € 894,--).
11. De met het pleidooi voor [appellante] gepaard gaande extra proceskosten, waarvan [appellante] vergoeding heeft gevorderd, komen op grond van artikel 237 en volgende Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering niet voor vergoeding in aanmerking.
De beslissing
Het gerechtshof:
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 284,-- aan verschotten en € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. M.M.A. Wind, voorzitter, I. Tubben en M.J. van Lee en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.