ECLI:NL:GHLEE:2011:BV0484

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001628-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens voorhanden hebben van gasolie met herkenningsmiddelen in motorrijtuig

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van gasolie die voorzien was van herkenningsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Wet op de accijns. Het hof heeft vastgesteld dat het voertuig van de verdachte was ingericht voor werkzaamheden buiten de wegen, waardoor het voorhanden hebben van de gasolie in de brandstoftank van het motorrijtuig niet in strijd was met de wet. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die strekte tot bevestiging van het vonnis van de politierechter, verworpen. Na het onderzoek op de zitting en de beoordeling van de feiten, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar was, omdat het voorhanden hebben van de gasolie in dit geval was toegestaan. Het hof heeft daarom de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001628-09
Uitspraak d.d.: 3 november 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 16 juni 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter te Assen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. F.R.H. Kuiper, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2007 te of nabij [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk gasolie die was voorzien van een herkenningsmiddel, als bedoeld in artikel 27, derde lid van de Wet op de accijns, dan wel bestanddelen bevatte van die herkenningsmiddelen, voorhanden heeft gehad in de brandstoftank van een motorrijtuig.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging gekregen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 mei 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk gasolie die was voorzien van een herkenningsmiddel, als bedoeld in artikel 27, derde lid van de Wet op de accijns, voorhanden heeft gehad in de brandstoftank van een motorrijtuig.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 91 lid 2 sub a van de Wet op de accijns is het niet toegestaan gasolie die is voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid van de Wet op de accijns voorhanden te hebben in (onder andere) de brandstofstank van een motorrijtuig.
Artikel 40 van het Uitvoeringsbesluit accijns bepaalt dat gasolie die is voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet wel voorhanden mag zijn in een brandstoftank ten behoeve van de aandrijving van motorrijtuigen waarvoor op grond van artikel 37, eerste lid, onderdeel a, onder 2° en 4° van de Wegenverkeerswet 1994 geen kenteken behoeft te zijn opgegeven.
Ingevolge art. 37, eerste lid, onder a. ten vierde van de Wegenverkeerswet 1994 geldt de kentekenplicht niet voor motorrijtuigen met beperkte snelheid. Artikel 1.1. onder ap. van het Voertuigreglement luidt aldus:
'motorrijtuig met beperkte snelheid: motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 25 km/h, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en ingericht voor het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen;
onder motorrijtuig met beperkte snelheid wordt mede verstaan: motorrijtuig niet zijnde een landbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en
1. ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen;
2. ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden aan wegen of aan werken op, in, langs en boven wegen.'
De door de constructie van het in geding zijnde voertuig bepaalde maximumsnelheid bedraagt meer dan 25 km/h. Op grond van de stukken alsmede het verhandelde ter terechtzitting van het hof is echter gebleken dat het motorrijtuig, dat niet is een landbouwtrekker of een bromfiets en niet is ingericht voor het vervoer van personen, is ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen.
Het motorrijtuig is voorzien van lage snelheidsbanden, een hefinrichting en een PTO (Power take-off). Met deze voorziening kunnen externe werktuigen zoals lieren, pompen en landbouwmachines worden aangedreven en is het mogelijk om de kracht van het motorrijtuig niet alleen te gebruiken voor de voortbeweging maar ook om externe machines mee aan te drijven.
Aldus is het motorrijtuig ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen. Gelet hierop mocht gasolie voorzien van het herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Wet op de accijns voorhanden zijn in de brandstoftank van het motorrijtuig.
Het hof stelt in verband hiermee vast dat het bewezene niet oplevert een strafbaar feit, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. K. Lahuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 3 november 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.