eGrechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001477-11
Uitspraak d.d.: 21 december 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 7 juli 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-670516-10 en 18-670155-11, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
thans verblijvende in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep van verdachte is bij akte rechtsmiddel in de zaak met parketnummer 18/670516-10 beperkt, met dien verstande dat het appel zich niet richt tegen het in die zaak onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 december 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het in de zaak met parketnummer 18/670516-10 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/670155-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G.C. Pol, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-670516-10:
feit 2:
hij op of omstreeks 12 december 2010 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, op de openbare weg, [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een Gazelle fiets, een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson U8i), een portemonnee met inhoud, bankpasjes en een (rood Zwitsers) zakmes, in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader:
- genoemde [slachtoffer 1] (terwijl hij op zijn fiets reed) een duw heeft/hebben gegeven,
- daardoor die [slachtoffer 1] ten val heeft/hebben gebracht,
- dreigend (dicht)bij die [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan,
- genoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en vastgehouden,
- dreigend die [slachtoffer 1] een mes tegen de keel heeft/hebben gehouden, althans een mes getoond,
- de jaszakken en broekzakken van die [slachtoffer 1] heeft/hebben doorzocht;
feit 3:
hij op of omstreeks 12 december 2010 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen geld (in totaal 270 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een ontvreemde bankpas en daarbij horende pincode);
feit 4:
hij op of omstreeks 12 december 2010 te [plaats], tezamen en in vereniging, een wapen van categorie III, te weten een gas/alarmpistool, gelijkend op een vuurwapen merk Glock, voorhanden heeft gehad.
zaak met parketnummer 18-670155-11 (gevoegd):
feit 1:
hij op of omstreeks 28 september 2010, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) ongeveer 160 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen,:
- een aan of nabij de [straat] gelegen restaurant "[restaurant]" is binnengegaan, terwijl verdachte en/of zijn mededader een muts en/of een capuchon op/over het hoofd droeg(en) en/of een doek voor de mond, althans een gedeelte van het gezicht, droeg(en), en/of
- (vervolgens) heeft geroepen "Geld, geld, geld!" en/of "Sneller, sneller" en/of "Meer, meer, er moet meer zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3];
hij op of omstreeks 28 september 2010, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 3 flessen drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen,
- een aan of nabij de [straat] gelegen restaurant "[restaurant]" is binnengegaan, terwijl verdachte en/of zijn mededader een muts en/of een capuchon op/over het hoofd droeg(en) en/of een doek voor de mond, althans een gedeelte van het gezicht, droeg(en), en/of
- (vervolgens) heeft geroepen "Geld, geld, geld!" en/of "Sneller, sneller" en/of "Meer, meer, er moet meer zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3];
feit 2:
hij op of omstreeks 3 oktober 2010, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en), te weten een geldbedrag uit de kassa en/of een geldbedrag in een tasje, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen,
- een aan of nabij de [straat] gelegen snackbar/cafetaria ("[cafetaria]") is binnengegaan, terwijl verdachte en/of zijn mededader een muts en/of een capuchon op/over het hoofd droeg(en) en/of een doek voor de mond, althans een gedeelte van het gezicht, droeg(en), en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 5] een tas heeft gegeven en/of (daarbij) heeft geroepen "Vullen, vullen, snel, snel" en/of "Snel, snel", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], en/of
- die [slachtoffer 6] heeft geschopt en/of getrapt,
hij op of omstreeks 3 oktober 2010, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), te weten een geldbedrag uit de kassa en/of een geldbedrag in een tasje, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen,:
- een aan of nabij de [straat] gelegen snackbar/cafetaria ("[cafetaria]") is binnengegaan, terwijl verdachte en/of zijn mededader een muts en/of een capuchon op/over het hoofd droeg(en) en/of een doek voor de mond, althans een gedeelte van het gezicht, droeg(en), en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 5] een tas heeft gegeven en/of (daarbij) heeft geroepen "Vullen, vullen, snel, snel" en/of "Snel, snel", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], en/of
- die [slachtoffer 6] heeft geschopt en/of getrapt.
Vrijspraak overweging met betrekking de zaak met parketnummer: 18/670155-11
Het hof is met de raadsman van oordeel dat verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde overweegt het hof als volgt:
Uit het dossier blijkt dat er op 28 september 2010 omstreeks 22.15 uur een gewapende overval is gepleegd op het Thaise restaurant '[restaurant]' gevestigd aan de [straat] nr. 25 te [plaats]. Op 30 september 2010 wordt er - op aanwijzing van een getuige die de bewuste avond twee jongens op de stoep heeft zien zitten die (in zijn ogen) opvallend gedrag vertoonden - ter hoogte van de [straat] nr. 6 drie sigarettenpeuken aangetroffen. Op één van deze sigarettenpeuken is DNA aangetroffen waarvan het profiel overeenkomt met dat van verdachte. Op grond van de door het NFI berekende frequentie stelt het hof vast dat het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte afkomstig is.
Het hof is van oordeel dat het enkel aantreffen van een sigarettenpeuk met DNA-materiaal van verdachte in de buurt van de plaats delict, namelijk schuin tegenover het overvallen restaurant op een afstand van ongeveer 75 meter, onvoldoende bewijs vormt dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Het enkele feit dat er een sigarettenpeuk van verdachte in de buurt van de plaats delict is aangetroffen levert immers op zichzelf geen genoegzaam bewijs op voor daderschap van verdachte.
Nu voor het overige geen bewijsmateriaal voorhanden is voor betrokkenheid van de verdachte bij de roofoverval, acht het hof het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde overweegt het hof als volgt:
Uit het dossier blijkt dat er op 3 oktober 2010 omstreeks 22.35 uur een gewapende overval is gepleegd op cafetaria '[cafetaria]' gevestigd aan de [straat][adres] te [plaats]. Bij deze overval wordt door de daders een klein zwart tasje gebruikt. Dit tasje wordt bij de aangever in de handen geduwd en aangever moet dit tasje vullen met geld. Nadat aangever dit heeft gedaan vluchten de beide overvallers met medeneming van het tasje met geld. De aangever ziet de daders de zaak uitrennen en vervolgens linksaf de [straat] in rennen. Op 3 oktober 2010 om 23.15 wordt er door de technische recherche in de [straat] een klein zwart nylon tasje aangetroffen. Dit tasje is leeg.
Op dit tasje is DNA aangetroffen waarvan het profiel overeenkomt met dat van verdachte. Op grond van de door het NFI berekende frequentie stelt het hof vast dat het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte afkomstig kán zijn. Op dit tasje wordt geen DNA aangetroffen van de aangever. Aangever heeft dit tasje herkend als zijnde een soortgelijk tasje als dat is gebruikt bij de overval.
Het hof is van oordeel dat het enkel aantreffen van DNA-materiaal wat afkomstig kán zijn van verdachte op een soortgelijk tasje in de buurt van de plaats delict onvoldoende bewijs vormt dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Het enkele feit dat er een tasje met DNA dat afkomstig kán zijn van verdachte in de buurt van de plaats delict is aangetroffen levert immers op zichzelf geen genoegzaam bewijs op voor daderschap van verdachte.
Nu voor het overige geen bewijsmateriaal voorhanden is voor betrokkenheid van de verdachte bij de roofoverval, acht het hof het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Het feit dat er inzake feit 1 bij de peuk waarop DNA van verdachte is aangetroffen een peuk is gevonden waarop DNA zit van medeverdachte [medeverdachte], terwijl er inzake feit 2 op het aangetroffen nylon zakje - buiten DNA dat afkomstig kán zijn van verdachte - DNA is aangetroffen dat afkomstig is van verdachte [medeverdachte], maakt niet dat het hof tot een andere beslissing komt ten aanzien van de bewijsbaarheid van hetgeen verdachte wordt verweten onder 1 en 2. Ook het mede aantreffen van DNA-materiaal van de medeverdachte in de omgeving van de plaats delict levert geen bewijs op voor daderschap van verdachte.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het hem onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Bewijsoverweging ten aanzien van de zaak met parketnummer: 18/670516-10
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest en dat de vruchten van deze aanhouding - waaronder een bekennende verklaring van verdachte - niet als bewijs mogen worden gebruikt, zodat vrijspraak zou moeten volgen.
De raadsman heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat het vuurwapen niet onder verdachte is aangetroffen en dat er bij verdachte derhalve geen redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering bestond.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat er sprake is geweest van een rechtmatige aanhouding van verdachte.
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat verbalisanten zich op 12 december 2010 in een opvallend dienstvoertuig in de binnenstad van [plaats] bevonden en dat ze op enig moment twee personen zagen staan bij een fietsenstalling. Deze personen kijken schichtig om zich heen. De verbalisanten zien deze personen in hun richting kijken en ze zien dan dat deze twee personen zich opsplitsen en op ongeveer tien meter afstand van elkaar blijven staan rondkijken. Wanneer de verbalisanten hun dienstauto hebben gekeerd en terugrijden in de richting van deze twee personen zien ze dat deze personen zich weer hebben samengevoegd en gezamenlijk verder lopen. Deze twee personen worden dan - op basis van het door de verbalisanten geconstateerde ontwijkende gedrag bij het zien van de politie - aangesproken en worden naar hun identiteitspapieren gevraagd. Verbalisanten zien daarbij dat een van deze personen (niet zijnde verdachte) een zwart rugzakje draagt. Wanneer de verbalisanten deze rugzak met toestemming onderzoeken treffen ze daarin een vuurwapen aan. Hierop worden de beide personen aangehouden op verdenking van een overtreding van de Wet wapens en munitie. Het hof is van oordeel dat de verbalisanten - gezien het vorenstaande - terecht hebben kunnen constateren dat deze twee personen gezamenlijk optrokken. Nu bij één van de verdachten een vuurwapen is aangetroffen kon ook - vanwege dit gezamenlijk optreden en het gezamenlijke ontwijkende gedrag bij het zien van de politie - de andere persoon (verdachte) worden aangehouden op verdenking van (medeplegen) van een overtreding van de Wet wapens en munitie.
Het hof is van oordeel dat er ten aanzien van verdachte aldus sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, te weten een van overtreding van de Wet wapens en munitie, zodat de aanhouding derhalve rechtmatig was.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-670516-10 onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-670516-10:
feit 2:
hij op 12 december 2010 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, op de openbare weg, [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een Gazelle fiets, een mobiele telefoon, merk Sony Ericsson U8i, een portemonnee met inhoud, bankpasjes en een, rood Zwitsers zakmes, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader:
- genoemde [slachtoffer 1], terwijl hij op zijn fiets reed, een duw hebben gegeven,
- daardoor die [slachtoffer 1] ten val hebben gebracht,
- dreigend dichtbij die [slachtoffer 1] zijn gaan staan,
- genoemde [slachtoffer 1] hebben vastgepakt en vastgehouden,
- dreigend die [slachtoffer 1] een mes tegen de keel hebben gehouden,
- de jaszakken en broekzakken van die [slachtoffer 1] hebben doorzocht;
feit 3:
hij op 12 december 2010 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen geld (in totaal 270 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een ontvreemde bankpas en daarbij horende pincode;
feit 4:
hij op 12 december 2010 te [plaats], tezamen en in vereniging, een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool, gelijkend op een vuurwapen merk Glock, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het in de zaak met parketnummer 18-670516-10 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het in de zaak met parketnummer 18-670516-10 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
het in de zaak met parketnummer 18-670516-10 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte op 12 december 2010 schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal met geweld.
Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer terwijl deze op zijn fiets reed een duw gegeven waardoor het slachtoffer is gevallen. Hierna hebben verdachte en zijn mededader het slachtoffer vastgepakt, hebben hem een mes tegen zijn keel gezet en hebben zijn jas- en broekzakken doorzocht en de daarin aangetroffen spullen, waaronder onder andere een portemonnee met bankpasjes, weggenomen. Tevens hebben ze het slachtoffer gedwongen zijn pincode af te geven. Na de beroving hebben verdachte en zijn mededader met behulp van de gestolen bankpas en de daarbij horende pincode tweemaal geld gepind.
Verdachte heeft door aldus te handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaakt, de lichamelijke integriteit van hem aangetast en tevens een inbreuk gemaakt op zijn eigendomsrecht.
Verdachte en zijn mededaders hebben (kennelijk) enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Gewelddadige feiten als de onderhavige schokken de rechtsorde ernstig en brengen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. Verdachte heeft hieraan bijgedragen. Dit temeer, nu hij dit wapen op straat bij zich gedragen heeft.
Ten aanzien van de op te leggen straf dient bij ernstige strafbare feiten als de onderhavige als uitgangspunt te gelden dat de oplegging van een forse gevangenisstraf geboden is.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 maart 2011 waaruit - ten voordele van verdachte - blijkt dat hij niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het over de persoon van verdachte opgemaakte reclasseringsrapport, d.d. 24 februari 2011 blijkt dat verdachte vanaf zijn geboorte in Nederland heeft gewoond. Op jeugdige leeftijd heeft verdachte speciaal onderwijs genoten in verband met leer- en gedragsproblemen. Op enig moment is hij met zijn ouders geëmigreerd naar Marokko. Hier bleek dat verdachte wegens taalproblemen niet in staat was aldaar een zelfstandig leven op te bouwen. Verdachte is toen alleen teruggekomen naar Nederland en heeft vanaf dat moment voor zichzelf moeten zorgen.
Terug in Nederland was verdachte dak- en thuisloos en hij heeft de afgelopen twee jaren op straat moeten overleven. Verdachte erkent verkeerd te hebben gehandeld. Hij geeft aan dat hij de onderhavige delicten heeft gepleegd omdat hij wanhopig was en hij op dat moment geen andere mogelijkheden meer zag. Uit het rapport blijkt voorts dat verdachte op vrijwel alle leefgebieden problemen ervaart. De reclassering adviseert derhalve om aan verdachte reclasseringstoezicht op te leggen. Onder dit toezicht valt tevens een traject voor begeleid wonen. Op deze manier kan de reclassering hem steunen in het regelen van praktische zaken en hem helpen zijn leven vorm te geven. Hoewel verdachte blijkens de rapportage in eerste instantie niet onverdeeld positief stond ten opzichte van dit advies lijkt verdachte thans gemotiveerd te zijn. Verdachte wil graag ondersteuning hebben en hij is tevens bereid een gedragstraining te volgen. Ter zitting heeft verdachte dit middels zijn raadsman bevestigd.
Het hof is van oordeel dat - gezien de ernst van de feiten - aan verdachte een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Gezien het feit dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld ziet het hof aanleiding om aan te nemen dat deze feiten - zoals verdachte zelf verklaart - uit wanhoop zijn gepleegd. Dit gegeven doet niets af aan de ernst van de feiten. Het hof ziet daarin echter wel aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Aan deze voorwaardelijke straf zal het hof reclasseringstoezicht koppelen om verdachte ondersteuning te verlenen bij het inrichten van zijn leven. Tevens dient deze voorwaardelijke straf er voor om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden is. Deze straf is lager dan de straf zoals geëist door de advocaat-generaal omdat het hof tot een andere bewezenverklaring is gekomen.
Bepalen van de straf ter zake het in de zaak met parketnummer 18/670516-10 onder 1 subisidiar
Ten aanzien van het niet aan hoger beroep onderworpen door de meervoudige kamer in de rechtbank Groningen bij vonnis van 7 juli 2011 bewezen verklaarde feit zal het hof de straf, op voet van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-670155-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt de straf de verdachte bij vonnis van 7 juli 2011 door de meervoudige kamer in de rechtbank Groningen opgelegd ter zake van het niet aan hoger beroep onderworpen bewezen verklaarde feit, te weten het in de zaak met parketnummer 18/670516-10, onder 1 subsidiair op:
Een gevangenisstraf voor de duur van één week.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-670516-10 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-670516-10 onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Groningen en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 21 december 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Pennink, voornoemd, is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.