ECLI:NL:GHLEE:2011:BU8928

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.041.438-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing incidentele vordering tot voeging en/of tussenkomst; verkeerde procedure gevolgd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, dat op 17 maart 2009 is uitgesproken. [appellante] had in eerste aanleg een incidentele vordering tot voeging en/of tussenkomst ingediend, die door de rechtbank werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [appellante] onvoldoende bepaald was en veroordeelde haar in de kosten van het incident.

[appellante] heeft op 10 juni 2009 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, met als doel om alsnog als gevoegde partij in de hoofdzaak tussen Varde en haar echtgenoot, [echtgenoot], te worden toegelaten. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellante] geen belang meer had bij haar hoger beroep, omdat de kantonrechter inmiddels een eindvonnis had gewezen in de hoofdzaak. Hierdoor was voeging of tussenkomst in de procedure in eerste aanleg niet meer aan de orde.

Het hof heeft verder overwogen dat [appellante] in de hoofdzaak opnieuw een incidentele vordering tot voeging had kunnen indienen, maar dat zij dit niet had gedaan. De vorderingen van [appellante] zijn daarom niet toewijsbaar, omdat zij [echtgenoot] niet als partij in de hoger beroep procedure had betrokken. Het hof heeft het beroep tegen het vonnis van de kantonrechter verworpen wegens gebrek aan belang en de vorderingen van [appellante] afgewezen.

Als gevolg hiervan is [appellante] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van Varde zijn begroot op € 1.351,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Het hof heeft het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Arrest d.d. 20 december 2011
Zaaknummer 200.041.438/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in het incident,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. J.B. Maliepaard, kantoorhoudende te Bleiswijk,
tegen
Varde Investments (Ireland) Limited,
gevestigd te Dublin, Ierland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: verweerster in het incident
hierna te noemen: Varde,
advocaat: mr. P.C.M. Ouwens, kantoorhoudende te Spijkenisse.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 17 maart 2009 door de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden tussen [appellante] als eiseres en Varde en U. [echtgenoot], de echtgenoot van [appellante], als verweerders in het incident tot voeging en/of tussenkomst.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 10 juni 2009 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 17 maart 2009 met dagvaarding van Varde tegen de zitting van
5 januari 2010.
Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"het tussen partijen op 14 maart 2009 door de rechtbank te Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden, onder kenmerk 258849 CV EXPL 08-6814 gewezen vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van appellante alsnog toe te wijzen, alsmede geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties, te voldoen binnen zeven dagen na dagtekening van het arrest, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen genoemde termijn zijn betaald, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is, alsmede de nakosten."
Bij memorie van grieven heeft [appellante] haar eis gewijzigd en geconcludeerd:
"het gewezen vonnis van de rechtbank te Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden van 17 maart 2009, rolnummer 258849/CV EXPL 08-6814 te vernietigen en, opnieuw recht doende:
de vordering van [appellante], thans zijnde:
Primair dat zij in het rechtgeding zijnde de hoofdzaak in hoger beroep zal worden toegelaten als gevoegde partij;
Subsidiair dat zij in het rechtgeding zijnde de hoofdzaak in hoger beroep zal worden toegelaten als gevoegde en tussengekomen partij;
Meer subsidiair dat zij in het rechtgeding zijnde de hoofdzaak in hoger beroep zal worden toegelaten als tussengekomen partij;
Uiterst subsidiair hetgeen in goede justitie meent te behoren;
toe te wijzen;
Zowel primair als subsidiair als meer subsidiair als uiterst subsidiair Varde te veroordelen in de kosten (met afwijking naar boven van het liquidatietarief, althans zodanig dat het Hof in goede justitie meent dat behoort) van beide instanties alsmede in de nakosten."
Bij memorie van antwoord is door Varde verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep danwel het hoger beroep haar te ontzeggen onder bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter en zo nodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden, met veroordeling van Van der meer in de kosten van beide instanties."
Voorts heeft [appellante] een akte genomen en Varde een antwoordakte.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Het gaat in deze zaak om het volgende. Varde heeft [echtgenoot], de echtgenoot van [appellante], bij exploot van 22 augustus 2008 gedagvaard om op
9 september 2008 te verschijnen voor de rechtbank Leeuwarden, sector kanton (hierna: de kantonrechter). In die procedure heeft Varde betaling van een bedrag van € 18.983,17 vermeerderd met rente en kosten van [echtgenoot] gevorderd.
2. [appellante] heeft vervolgens in die procedure een incidentele conclusie genomen waarin zij heeft gevorderd dat zij in die procedure zal worden toegelaten als gevoegde en/of tussengekomen partij.
3. Varde heeft verweer gevoerd tegen die incidentele vordering, [echtgenoot] heeft niet geantwoord in het incident.
4. De kantonrechter heeft bij vonnis van 17 maart 2009 overwogen dat de vordering van [appellante] onvoldoende bepaald is en heeft deze afgewezen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het incident, aan de zijde van Varde begroot op € 225,--.
5. [appellante] heeft bij exploot van 10 juni 2009 aan Varde aangezegd dat zij in hoger beroep komt van genoemd vonnis en heeft Varde gedagvaard voor dit hof. Dit vonnis was voor [appellante] een eindvonnis zodat zij daarvan in hoger beroep kon komen. Zij heeft het hoger beroep tijdig ingesteld.
6. [appellante] heeft de appeldagvaarding pas aangebracht tegen de zitting van het hof van 5 januari 2010. Op diezelfde datum heeft de kantonrechter een eindvonnis gewezen in de hoofdzaak die aanhangig was tussen Varde en [echtgenoot], de echtgenoot van [appellante]. Dientengevolge is voeging of tussenkomst in de procedure in eerste aanleg niet meer aan de orde. In zoverre heeft [appellante] geen belang meer bij haar hoger beroep.
De proceskostenveroordeling betreft een bedrag onder de appelgrens, zodat dit evenmin als zelfstandig belang het appel kan schragen.
7. [appellante] heeft haar vordering vervolgens evenwel gewijzigd bij memorie van grieven aldus dat zij thans primair vordert dat zij in de hoofdzaak in hoger beroep, die bij dit hof aanhangig is tussen Varde en [echtgenoot], als gevoegde partij wordt toegelaten, subsidiair dat zij in die zaak als gevoegde en als tussengekomen partij wordt toegelaten en meer subsidiair dat zij als tussengekomen partij wordt toegelaten.
8. Varde heeft verweer gevoerd.
9. Het hof overweegt als volgt.
Zoals Varde in haar akte van 19 juli 2011 heeft betoogd had [appellante] in de bij dit hof tussen Varde en [echtgenoot] aanhangige hoofdzaak in hoger beroep opnieuw een incidentele vordering tot voeging kunnen indienen. Dat zou, gelet op het feit dat de kantonrechter eindvonnis heeft gewezen in de hoofdzaak, ook de geëigende weg zijn geweest.
De door [appellante] in de onderhavige procedure (hoger beroep van het vonnis in het incident) ingestelde vorderingen om zich in de tussen Varde en [echtgenoot] bij dit hof aanhangige hoofdzaak te mogen voegen aan de zijde van [echtgenoot], dan wel in die procedure te mogen tussenkomen, zijn naar 's hofs oordeel niet toewijsbaar, omdat [appellante] [echtgenoot], die net als Varde in eerste aanleg verweerder in het incident was, niet als partij in deze hoger beroepprocedure heeft betrokken. Zij heeft de appeldagvaarding immers alleen aan Varde uitgebracht.
Dientengevolge kan het hof in de onderhavige procedure geen uitspraak doen die ook [echtgenoot] zou binden. Daarop stuiten de vorderingen van [appellante] af, wat er verder van de inhoud van haar grieven ook zij.
Slotsom
10. Het beroep tegen het vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden van 17 maart 2009 zal wegens gebrek aan belang worden verworpen. Voor het overige zal het hof de vorderingen van [appellante] afwijzen. [appellante] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze kosten worden wat het geliquideerde salaris voor de advocaat betreft aan de zijde van Varde tot aan deze uitspraak begroot op € 1.351,-- (1,5 punt, tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
verwerpt het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden van 17 maart 2009;
veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep en begroot deze voor zover gevallen aan de zijde van Varde tot aan deze uitspraak op € 262,-- aan verschotten en op € 1.351,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. J.H. Kuiper, voorzitter, M.M.A. Wind en I. Tubben en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 20 december 2011 in bijzijn van de griffier.