ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6896
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.G. Idsardi
- M.P. den Hollander
- K.R. Kuiken
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van uitvoerbaarheid bij voorraad in familiezaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 december 2011 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerdere beschikking. De appellant, aangeduid als de man, had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de rechtbank Assen, dat op 1 juni 2011 was afgewezen. De man verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en opnieuw te beslissen. Daarnaast vroeg hij om schorsing van de uitvoerbaarheid van een eerdere beschikking van het hof van 25 mei 2010, waarin een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige was vastgesteld.
Het hof oordeelde dat de man niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot schorsing. Het hof stelde vast dat de bevoegdheid om over het verzoek te oordelen niet bij het hof lag, maar bij de rechtbank. De man had zich beroepen op artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, maar het hof concludeerde dat dit artikel geen grond bood voor zijn verzoek. De man kon niet worden ontvangen in zijn verzoek tot schorsing, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor het aanvragen van een voorlopige voorziening in een verzoekschriftprocedure, anders dan in een scheidingsprocedure.
De proceskosten werden aan de man opgelegd, omdat zijn verzoek niet was toegewezen. Het hof begrootte de proceskosten aan de zijde van de vrouw op € 894,-, en verklaarde deze kosten uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit de voorzitter en twee raden, en vond plaats in het openbaar, waarbij de griffier aanwezig was.