met betrekking tot de grieven
3.1 De grieven, die er in essentie op neerkomen dat de vorderingen van TCN wegens het ontbreken van een spoedeisend belang hadden moeten worden afgewezen, lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.2 Met de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat TCN in beginsel een voldoende spoedeisend belang heeft om in kort geding te vorderen dat [appellant] zijn inbreuk op het eigendomsrecht van TCN dient te beëindigen. TCN hoeft als eigenaar van het terrein immers niet te dulden dat [appellant] op het terrein, dat TCN toebehoort, zonder recht of titel een caravan heeft geplaatst en daarvan ter plekke gebruik maakt.
3.3 Voor het aannemen van een uitzondering op voormeld beginsel zou wellicht aanleiding kunnen zijn indien TCN het onrechtmatige gebruik van haar terrein door [appellant] en/of anderen jarenlang had gedoogd, dan wel indien TCN onredelijk lang had gewacht met het nemen van rechtsmaatregelen tegen inbreukmakers. Een dergelijke situatie doet zich echter niet voor. Immers, reeds kort na de ingebruikname in december 2010 heeft TCN in januari 2011 [appellant] gevraagd zich te verwijderen van haar terrein. Op 14 juli 2011 heeft TCN vervolgens [appellant] aangeschreven het terrein te verlaten. Toen [appellant] ook aan laatstvermelde oproep geen gehoor gaf, heeft TCN hem op 12 augustus 2011 gedagvaard in kort geding. TCN heeft de aanwezigheid van [appellant] derhalve niet gedoogd en heeft ook niet onredelijk lang gewacht met het nemen van rechtsmaatregelen tegen [appellant].
3.4 Dat het terrein, zoals [appellant] heeft aangevoerd, in het verleden gedurende langere tijd is gebruikt door de zogenaamde Groninger stadsnomaden, dat hier voor veel mensen dierbare herinneringen liggen en dat er zelfs kinderen zijn geboren, is naar het oordeel van het hof onvoldoende voor het aannemen van een uitzondering in voormelde zin. De ontruiming van het terrein door de toenmalige eigenaar (gemeente Groningen) heeft - zo staat tussen partijen niet ter discussie - plaatsgevonden voordat TCN in 2007 eigenaar werd van de desbetreffende percelen. [appellant] is pas sinds medio december 2010 betrokken bij het terrein. Op het onrechtmatige gebruik van het terrein in het verleden kan [appellant] zich daarom niet met succes beroepen.
3.5 Ook de door zijn raadsman genoemde jurisprudentie kan [appellant] niet baten. Het gaat in dit geval immers niet om een gebouwde onroerende zaak, maar om een onbebouwd terrein dat in gebruik is genomen. Van de bescherming van een op art. 8 EVRM en/of art. 12 Grondwet gebaseerd huisrecht, waarop de aangedragen jurisprudentie betrekking heeft, is in dit geval dan ook geen sprake.
3.6 Uit vorenstaande overwegingen volgt dat de enkele inbreuk op het eigendoms¬recht van TCN in dit geval voldoende is voor het aannemen van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen, los van de vraag of TCN mogelijk dwang¬sommen zal verbeuren indien B&W bestuursrechtelijk handhavend optreden jegens TCN. Het kan daarom onbesproken blijven of - zoals [appellant] stelt, maar TCN betwist - de voorzieningenrechter is meegegaan in een "bestuursrechtelijk opzetje" tussen TCN en B&W.
3.7 De grieven falen.
3.8 Tegen de ontruimingstermijn die in het beroepen vonnis is vastgesteld, is niet tijdig gegriefd. De door de voorzieningenrechter vastgestelde termijn is inmiddels echter verstreken, in welk verband TCN ten pleidooie heeft gesteld dat zij [appellant] de ontruiming heeft aangezegd tegen 8 november 2011. In aanmerking nemend dat het hof vóór laatstgenoemde datum geen arrest zal wijzen, heeft TCN aangegeven dat zij het arrest van het hof zal afwachten. [appellant] op zijn beurt heeft verklaard vrijwillig te zullen vertrekken indien hij in het ongelijk wordt gesteld. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, ziet het hof aanleiding de ontruimingstermijn nader vast te stellen op drie weken na betekening van het in deze zaak te wijzen arrest.