ECLI:NL:GHLEE:2011:BU4705

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.094.696/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ontruiming van onbebouwd perceel door eigenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen, waarin een vordering tot ontruiming van een onbebouwd perceel is toegewezen. De eigenaar, TCN SIG Assets B.V., heeft in kort geding gevorderd dat de appellant, die zonder recht of titel het terrein in gebruik had genomen, wordt ontruimd. De voorzieningenrechter heeft op 23 september 2011 de vorderingen van TCN toegewezen, met uitzondering van de machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren. De appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich verzet tegen het aangenomen spoedeisend belang van TCN. Het hof oordeelt dat TCN in beginsel een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien de appellant zonder recht het terrein in gebruik heeft genomen. Het hof bevestigt dat TCN niet onredelijk lang heeft gewacht met het nemen van rechtsmaatregelen en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die het spoedeisend belang zouden uitsluiten. De ontruimingstermijn is verlengd tot drie weken na betekening van het arrest. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, behoudens de ontruimingstermijn, en veroordeelt de appellant in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 november 2011
Zaaknummer 200.094.696/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellant],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool, kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
die ook heeft gepleit,
tegen
de besloten vennootschap
TCN SIG Assets B.V.,
wonende te Hoogezand,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: TCN,
advocaat: mr. P.H.F. Yspeert, kantoorhoudende te Groningen,
die ook heeft gepleit.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 23 september 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen, sector civielrecht (hierna: de voorzieningenrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 29 september 2001 is door [appellant] (onder intrekking van het exploot van 26 september 2011) hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis met dagvaarding van TCN tegen de zitting van 4 oktober 2011.
De grieven zijn vermeld in de dagvaarding in hoger beroep, waarbij drie producties zijn overgelegd.
[appellant] heeft van eis geconcludeerd: tot vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter van 23 september 2011 en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van TCN.
Bij memorie van antwoord heeft TCN verweer gevoerd met als conclusie:
"de vorderingen van [appellant] af te wijzen, het vonnis in prima te bekrachtigen en [appellant] te veroordelen in de kosten van deze procedure."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten door hun advocaten. Bij akte heeft de advocaat van [appellant] nog een viertal producties (A1, 2, 3 en 4) in het geding gebracht.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd, waartoe TCN de gedingstukken heeft gefourneerd.
De grieven
[appellant] heeft in de appeldagvaarding drie grieven ontwikkeld. Ten pleidooie heeft [appellant] een nieuwe grief naar voren gebracht, doch TCN heeft hiertegen geprotesteerd, zodat die grief verder buiten beschouwing dient te blijven.
De beoordeling
de feiten
1.1 Mede gelet op de door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten, waartegen geen grieven zijn gericht, en op hetgeen bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep is gebleken, gaat het hof uit van de navolgende feiten.
1.2 TCN is sinds 2007 eigenaar van het voormalige [naam]-terrein aan [adres] (kadastraal: [het terrein]; hierna: het terrein). Ten tijde van de eigendomsverkrijging door TCN was het terrein leeg en werd het niet (onrechtmatig) gebruikt door derden.
1.3 [appellant] heeft het terrein medio december 2010 zonder recht of titel in gebruik genomen. [appellant] maakt hierbij gebruik van een op het terrein geplaatste caravan. Op het terrein bevinden zich tevens caravans van een Duitser en een Amerikaan, die daarin ter plaatse verblijven.
1.4 Een medewerker van TCN is in januari 2011 bij [appellant] op het terrein geweest en heeft laatstgenoemde bij die gelegenheid gevraagd te vertrekken. [appellant] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
1.5 Op 23 juni 2011 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: B&W) TCN een "Vooraanschrijving bestuursrechtelijke maatregelen" toegezonden. In de brief wordt TCN een dwangsom in het vooruitzicht gesteld indien zij niet vóór 8 juli 2011 de op het terrein geplaatste caravans en een metalen tentconstructie verwijdert en een einde maakt aan het gebruik van het terrein als kampeerterrein.
1.6 TCN heeft [appellant] op 14 juli 2011 aangeschreven om het terrein te ontruimen en te verlaten. [appellant] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
1.7 Het door [appellant] op 1 augustus 2011 tegen de brief van B&W van 23 juni 2011 ingediende bezwaarschrift, is door B&W als zienswijze in behandeling genomen.
1.8 Op 30 september 2011 heeft [appellant] (wederom) bezwaar aangetekend tegen het concept-besluit van B&W van 23 juni 2011 en ter zake een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen, sector bestuursrecht. Tot op heden is ter zake laatstgenoemd verzoek nog geen datum voor de mondelinge behandeling vastgesteld, noch hebben B&W een daadwerkelijk handhavingsbesluit jegens TCN (en/of [appellant] en anderen) genomen.
het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2.1 TCN heeft - samengevat - gevorderd dat zij die verblijven op het [naam]-terrein worden veroordeeld tot ontruiming daarvan, alsmede dat het vonnis tot één jaar na de datum van de uitspraak ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging op het [naam]-terrein bevindt.
2.2 [appellant] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen.
2.3 In zijn vonnis van 23 september 2011 heeft de voorzieningenrechter de door TCN tevens gevorderde machtiging om de ontruiming zelf te doen uitvoeren - zo nodig met behulp van de sterke arm - afgewezen, en de vorderingen voor het overige toegewezen als volgt:
"5. 1. veroordeelt [appellant] en de overige krakers om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de aan TCN in eigendom toebehorende onroerende zaak, plaatselijk bekend als het [naam]-terrein, aan [adres], kadastraal bekend [het terrein] met al het hunne en de hunnen te verlaten en te ontruimen ter vrije en algehele beschikking van TCN te stellen,
5.2. bepaalt dat deze veroordeling binnen de in art. 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
5.3. veroordeelt [appellant] en de overige krakers in de proceskosten, aan de zijde van TCN tot op heden begroot op EUR 1.452,31,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af."
met betrekking tot de grieven
3.1 De grieven, die er in essentie op neerkomen dat de vorderingen van TCN wegens het ontbreken van een spoedeisend belang hadden moeten worden afgewezen, lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.2 Met de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat TCN in beginsel een voldoende spoedeisend belang heeft om in kort geding te vorderen dat [appellant] zijn inbreuk op het eigendomsrecht van TCN dient te beëindigen. TCN hoeft als eigenaar van het terrein immers niet te dulden dat [appellant] op het terrein, dat TCN toebehoort, zonder recht of titel een caravan heeft geplaatst en daarvan ter plekke gebruik maakt.
3.3 Voor het aannemen van een uitzondering op voormeld beginsel zou wellicht aanleiding kunnen zijn indien TCN het onrechtmatige gebruik van haar terrein door [appellant] en/of anderen jarenlang had gedoogd, dan wel indien TCN onredelijk lang had gewacht met het nemen van rechtsmaatregelen tegen inbreukmakers. Een dergelijke situatie doet zich echter niet voor. Immers, reeds kort na de ingebruikname in december 2010 heeft TCN in januari 2011 [appellant] gevraagd zich te verwijderen van haar terrein. Op 14 juli 2011 heeft TCN vervolgens [appellant] aangeschreven het terrein te verlaten. Toen [appellant] ook aan laatstvermelde oproep geen gehoor gaf, heeft TCN hem op 12 augustus 2011 gedagvaard in kort geding. TCN heeft de aanwezigheid van [appellant] derhalve niet gedoogd en heeft ook niet onredelijk lang gewacht met het nemen van rechtsmaatregelen tegen [appellant].
3.4 Dat het terrein, zoals [appellant] heeft aangevoerd, in het verleden gedurende langere tijd is gebruikt door de zogenaamde Groninger stadsnomaden, dat hier voor veel mensen dierbare herinneringen liggen en dat er zelfs kinderen zijn geboren, is naar het oordeel van het hof onvoldoende voor het aannemen van een uitzondering in voormelde zin. De ontruiming van het terrein door de toenmalige eigenaar (gemeente Groningen) heeft - zo staat tussen partijen niet ter discussie - plaatsgevonden voordat TCN in 2007 eigenaar werd van de desbetreffende percelen. [appellant] is pas sinds medio december 2010 betrokken bij het terrein. Op het onrechtmatige gebruik van het terrein in het verleden kan [appellant] zich daarom niet met succes beroepen.
3.5 Ook de door zijn raadsman genoemde jurisprudentie kan [appellant] niet baten. Het gaat in dit geval immers niet om een gebouwde onroerende zaak, maar om een onbebouwd terrein dat in gebruik is genomen. Van de bescherming van een op art. 8 EVRM en/of art. 12 Grondwet gebaseerd huisrecht, waarop de aangedragen jurisprudentie betrekking heeft, is in dit geval dan ook geen sprake.
3.6 Uit vorenstaande overwegingen volgt dat de enkele inbreuk op het eigendoms¬recht van TCN in dit geval voldoende is voor het aannemen van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen, los van de vraag of TCN mogelijk dwang¬sommen zal verbeuren indien B&W bestuursrechtelijk handhavend optreden jegens TCN. Het kan daarom onbesproken blijven of - zoals [appellant] stelt, maar TCN betwist - de voorzieningenrechter is meegegaan in een "bestuursrechtelijk opzetje" tussen TCN en B&W.
3.7 De grieven falen.
3.8 Tegen de ontruimingstermijn die in het beroepen vonnis is vastgesteld, is niet tijdig gegriefd. De door de voorzieningenrechter vastgestelde termijn is inmiddels echter verstreken, in welk verband TCN ten pleidooie heeft gesteld dat zij [appellant] de ontruiming heeft aangezegd tegen 8 november 2011. In aanmerking nemend dat het hof vóór laatstgenoemde datum geen arrest zal wijzen, heeft TCN aangegeven dat zij het arrest van het hof zal afwachten. [appellant] op zijn beurt heeft verklaard vrijwillig te zullen vertrekken indien hij in het ongelijk wordt gesteld. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, ziet het hof aanleiding de ontruimingstermijn nader vast te stellen op drie weken na betekening van het in deze zaak te wijzen arrest.
De slotsom
4.1 Het vonnis van 23 september 2011 - voor zover aangevochten - zal worden bekrachtigd, behoudens de in onderdeel 5.1 opgenomen ontruimingstermijn, welke door het hof op na te melden wijze zal worden vastgesteld. [appellant] zal als de in hoger beroep in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het appel (salaris advocaat: 3 punten in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het beroepen vonnis voor zover aangevochten, behoudens de in onderdeel 5.1 opgenomen ontruimingstermijn en vernietigt het vonnis van 23 september 2011 in zoverre;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de in onderdeel 5.1 van het vonnis van 23 september 2011 opgenomen ontruimingstermijn vast op drie weken na betekening van dit arrest;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die aan de zijde van TCN tot aan deze uitspraak vast op € 649,00 aan verschotten en op € 2.682,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. J.H. Kuiper, voorzitter, M.E.L. Fikkers en H. de Hek, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 november 2011 in bijzijn van de griffier.