Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000704-11
Uitspraak d.d.: 25 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 25 maart 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 17-082050-10 en 17-755411-09, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
niet ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie,
blijkens opgave ter terechtzitting verblijvende op het adres [adres] te [woonplaats].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 subsidair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van 2 weken gevangenisstraf zal afwijzen, en dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van 4 maanden gevangenisstraf deels zal toewijzen, met dien verstande dat het hof de tenuitvoerlegging van 2 maanden gevangenisstraf zal gelasten en voor het overige de proeftijd met 1 jaar zal verlengen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 7.181,68, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel, en dat het hof de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.A. Scholtmeijer, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 27 december 2010, te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een (bedrijfs)terrein (gelegen aldaar aan de [straat] en/of behorende bij het [bedrijfs]pand [bedrijf 1]) heeft weggenomen een hoeveelheid grondkabel(s) (voorzien van koperdraad), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
feit 2 primair:
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2010 tot en met 13 december 2010, te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bedrijfs)auto (van het merk en/of type Volkswagen LT en/of voorzien van het kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
feit 2 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2010 tot en met 27 december 2010, te [plaats 2] en/of te [plaats 1], en/of (elders) in Nederland, een (bedrijfs)auto (van het merk en/of type Volkswagen LT en/of voorzien van het kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (bedrijfs)auto wist, althans redelijker wijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 27 december 2010, te [plaats 1], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bedrijfsterrein gelegen aldaar aan de [straat] en behorende bij het bedrijfspand [bedrijf 1] heeft weggenomen een hoeveelheid grondkabels toebehorende aan [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
feit 2 subsidiair:
hij in de periode van 10 december 2010 tot en met 27 december 2010, te [plaats 1] en elders in Nederland, een bedrijfsauto van het merk en type Volkswagen LT en voorzien van het kenteken [kenteken] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bedrijfsauto wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 27 december 2010 samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van grondkabels van een bedrijfsterrein. Hierbij heeft verdachte gebruik gemaakt van een geheelde vrachtauto om de kabels te vervoeren. Uit de verklaring die verdachte hieromtrent ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte enkel hebben gehandeld vanuit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin en dat zij zich niet hebben bekommerd om de gevolgen voor het gedupeerde bedrijf. Dit handelen getuigt van een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van een ander. Het strafwaardige van heling is erin gelegen dat wordt bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 15 augustus 2011, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten. De straffen die verdachte in dat kader zijn opgelegd, waaronder onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
Bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is ter terechtzitting van het hof onder meer het reclasseringsrapport d.d. 21 februari 2011 aan de orde gekomen. Rapporteur A. de Vries concludeert dat het delictgedrag van verdachte voort lijkt te komen uit geldnood en verdachtes impulsiviteit (ADHD). Verdachte is negatief beïnvloedbaar en kent een verleden van drugsverslaving. Hoewel verdachte over het algemeen weinig inzicht heeft in zijn beperkingen en zichzelf kan overschatten, wijst de rapporteur erop dat het zelfinzicht en probleeminzicht lijkt te groeien. Verdachte staat open voor hulp en behandeling en is gemotiveerd om meer stabiliteit in zijn leven te krijgen. Dit beeld heeft verdachte ter terechtzitting van het hof bevestigd. Verdachte heeft aangegeven dat hij thans als steigerbouwer werkt, dat hij zijn financiën op orde heeft en doende is zijn schulden af te lossen. Verdachte is voornemens om in de nabije toekomst (weer) als ZZP-er te gaan werken. Hij woont bij zijn vriendin. In verband met zijn voormalige drugsverslaving en impulsiviteit zou verdachte graag ambulant begeleid willen worden, zo heeft hij ter terechtzitting aangegeven. Aldus lijkt er sprake van een positieve wending in het leven van verdachte.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en verdachtes strafrechtelijk verleden, acht het hof - overeenkomstig de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte evenwel aanleiding een deel van deze straf, te weten 2 maanden, in voorwaardelijke vorm op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren. Het voorwaardelijke deel van de straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering stelt, omdat deze hem hierbij de nodige hulp en steun kan bieden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering, ten bedrage van € 21.642,73, is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 21.257,73. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn medeverdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht de vordering voor zover deze betrekking heeft op de kosten voor herstel van het hekwerk (ad € 720,60) toewijsbaar. Verdachte heeft met de hoogte van deze schadepost ter terechtzitting ingestemd. Ten aanzien van het vervangen van de kabels acht het hof de vordering naar redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 5.000,-. Het hof stelt vast dat verdachte bij de inbraak is overlopen en de gestolen kabels zijn geretourneerd aan de benadeelde partij. Verdachte heeft de hoogte van deze schadepost - voor zover de schade de € 5.000,- te boven gaat - betwist, omdat de meeste teruggegeven kabels nog goed bruikbaar zijn. Voor het overige verklaart het hof de vordering - voor zover deze betrekking heeft op de kosten van de kabels - niet-ontvankelijk, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voor de inventarisatie van de schade, het bestellen van nieuwe kabels en het doen van aangifte is € 1.846,08 gevorderd. Het hof acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van
€ 846,08. Verdachte heeft deze schadepost voor dit bedrag ter terechtzitting erkend. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat de benadeelde tot meer dan dat bedrag rechtstreeks schade heeft geleden, en wijst de vordering in zoverre af.
In totaal wordt de vordering tot een bedrag van € 6.566,68 toegewezen, één en ander in dier voege dat indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zijn bevrijd.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Gelet op het vorenstaande, dienen de verdachte en de benadeelde partij - als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen - ieder de eigen kosten te dragen van het geding en dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vorderingen tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 18 augustus 2010, parketnummer 17-082050-10, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof het thans, onder de gegeven omstandigheden, niet opportuun om voornoemde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. Het hof zal de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd - die nog niet is verstreken - met 1 (één) jaar verlengen.
Het openbaar ministerie heeft daarnaast de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 11 juni 2010, parketnummer 17-755411-09, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Het hof zal deze vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Hiertoe overweegt het hof dat het onvoorwaardelijke deel van de straf die verdachte wordt opgelegd, korter is dan de periode die verdachte voor de bewezen verklaarde feiten in voorarrest heeft doorgebracht. Tegen die achtergrond acht het hof het niet opportuun om de tenuitvoerlegging van (nog) 2 weken gevangenisstraf te gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 24c, 36f, 43a, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Leeuwarden en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter te Leeuwarden van
18 augustus 2010 parketnummer 17-082050-10, met een termijn van 1 (een) jaar.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Leeuwarden van
9 maart 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 11 juni 2010, parketnummer 17-755411-09, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 6.566,68 (zesduizend vijfhonderdzesenzestig euro en achtenzestig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van € 6.566,68 (zesduizend vijfhonderdzesenzestig euro en achtenzestig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 (zevenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. F.W.J. den Ottolander, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 25 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F.W.J. den Ottolander is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.