ECLI:NL:GHLEE:2011:BU2080

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 10/00183 Vennootschapsbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake verliesverrekening vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van belanghebbende, X B.V., tegen de vastlegging in het proces-verbaal van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had eerder vastgesteld dat belanghebbende haar beroepen had ingetrokken, wat leidde tot de vraag of het hoger beroep tegen deze vastlegging ontvankelijk was. De Inspecteur van de Belastingdienst had in eerdere beschikkingen verliesverrekeningen voor de jaren 1989 en 2004 vastgesteld, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De Inspecteur had deze bezwaren afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 11 december 2009 trok belanghebbende haar beroepen in, maar betwistte later deze intrekking, wat leidde tot het hoger beroep bij het Hof.

Het Hof oordeelde dat de rechtbank geen uitspraak had gedaan over de intrekking van het beroep, omdat deze enkel was vastgelegd in een proces-verbaal. Hierdoor was het hoger beroep niet-ontvankelijk, aangezien het proces-verbaal geen uitspraak was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof concludeerde dat belanghebbende zich enkel richtte tegen de verliesverrekening voor het jaar 1989 en dat de Inspecteur nog geen uitspraak had gedaan op het bezwaarschrift dat belanghebbende had ingediend. Het Hof heeft de griffier gelast het dossier naar de rechtbank te zenden voor een uitspraak over de intrekking van het beroep. Uiteindelijk werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, en beide partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector belastingrecht
nummers 10/00183 en 10/00184
uitspraakdatum: 25 oktober 2011
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X bv te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de vastlegging in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de rechtbank Leeuwarden van 11 december 2009, nummers AWB 08/1378 en AWB 08/1374, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De Inspecteur heeft voor het jaar 1989 bij beschikking van 14 augustus 2004 een verlies uit het jaar 1990 van ƒ 3.717 verrekend met de winst van belanghebbende.
1.2 De Inspecteur heeft voor het jaar 1989 bij beschikking van 16 oktober 2004 een verlies uit het jaar 1991 van ƒ 21.477 verrekend met de winst van belanghebbende.
1.3 Belanghebbende heeft op 12 november 2004 een bezwaarschrift ingediend tegen de verliesverrekeningsbeschikking 1989, aanslagnummer 00.00.000.V.96.0112, gedagtekend 16 oktober 2004.
1.4 In zijn uitspraak op bezwaar van 6 mei 2008 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de verliesverrekeningsbeschikking 1989, gedagtekend 16 oktober 2004, afgewezen.
1.5 Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een bedrag van nihil. Tevens is bij beschikking het verlies vastgesteld op € 20.875.
1.6 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking 2004 gehandhaafd.
1.7 Belanghebbende is tegen de onder 1.1. genoemde beschikking en de onder 1.6 genoemde uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting vastgelegd, dat de beroepen zijn ingetrokken.
1.8 Belanghebbende heeft tegen deze vastlegging in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.9 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben alsmede de stukken die A in de zaken met de nummers 10/00167 tot en met 10/00175 en 11/00116 tot en met 11/00121 heeft overgelegd.
1.10 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2011 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, A, alsmede namens de Inspecteur B.
1.11 Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
1.12 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 In het proces-verbaal van hetgeen ter zitting van de Rechtbank op 11 december 2009 is verhandeld in de zaken met de procedurenummers AWB08/1357 tot en met 08/1359, 08/1361 tot en met 08/1366, 08/1374 tot en met 08/1378, 08/1438 tot en met 08/1451, 09/2509 en 09/2510, is onder andere het volgende vermeld (waarbij met “eiser” op “belanghebbende” wordt gedoeld en met “verweerder” op “de Inspecteur”):
“(…)
Zaken X bv
Onder de toezegging van de gemachtigde van verweerder om de door eiser gestelde ingehouden bedragen aan dividendbelasting voor de jaren 1999, 2003 en 2004 alsnog terug te betalen trekt eiser de beroepen met procedurenummers 08/1374 en 08/1376 inzake de aanslagen vennootschapsbelasting 2003 en 2004 in.
Wat betreft de procedure met nummer 08/1378 stelt de rechtbank vast dat er volgens de tot het dossier behorende print van verweerder ten aanzien van het belastingjaar 1989 sprake is van twee verliesverrekeningsbeschikkingen: een met dagtekening 14 augustus 2004, waarbij het verlies van 1990 wordt verrekend en een van 16 oktober 2004, waarbij het verlies van 1991 wordt verrekend.
Eiser verklaart op te willen komen tegen de verliesverrekening met betrekking tot het jaar 1990.
Eiser verklaart voorts, nu hij geen verliesverrekeningsbeschikking met betrekking tot het jaar 1990 kan vinden met een andere datum dan 14 augustus 2004, dat het beroep geen verdere behandeling behoeft omdat zijn bezwaar in dat geval te laat is ingediend, terwijl er geen bijzondere omstandigheden zijn, die deze termijnoverschrijding rechtvaardigen. Eiser trekt om die reden het beroep met procedurenummer 08/1378 in.
(…)”
2.2 Belanghebbende heeft bij haar hogerberoepschrift een stuk overgelegd met de volgende inhoud:
“(…) L, 10 september 2004
onderwerp: Bezwaar tegen de verliesverrekening op de aanslag – Vpb. 1989, aanslagnummer 0000000V960112 t.n.v. X B.V.
Weledelgestrenge Heer,
Hier maak ik bezwaar tegen de verliesverrekening van Vpb1990. Dit bezwaar zal ik later toelichten
(…)”
2.3 De verliesverrekeningsbeschikking 1989, genoemd onder 1.1, betreft de verrekening van een verlies uit het jaar 1990, welk verlies na het arrest van de Hoge Raad van 5 januari 2007, nummer 43.191, onherroepelijk is komen vast te staan.
2.4 De aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking 2004 zijn gedagtekend op 7 juli 2007 en het bezwaarschrift is gedagtekend op 14 augustus 2007. De aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking zijn vastgesteld in overeenstemming met de door belanghebbende ingediende aangifte.
2.5 Het proces-verbaal van de zitting heeft de Rechtbank op 22 juni 2010 aan belanghebbende toegestuurd.
2.6 Het Hof heeft het hogerberoepschrift van belanghebbende, gedagtekend 31 juli 2010, ontvangen op 4 augustus 2010.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of belanghebbende ontvankelijk is in haar hoger beroep. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3 Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep en terugwijzing van het geschil naar de Rechtbank.
3.4 De Inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 27h van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kan een belanghebbende die bevoegd was beroep bij de rechtbank in te stellen, bij het gerechtshof hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.2 De Rechtbank heeft in de hiervoor – onder 1.7 – bedoelde beroepen van belanghebbende geen uitspraak gedaan, omdat zij er vanuit is gegaan, dat belanghebbende deze beroepen ter zitting van de Rechtbank heeft ingetrokken. De tekst van het proces-verbaal van 11 december 2009 is slechts een vastlegging van hetgeen ter zitting van de Rechtbank is verhandeld. Het proces-verbaal is derhalve geen uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het hoger beroep tegen het proces-verbaal is daarom niet-ontvankelijk.
4.3 Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof uitdrukkelijk verklaard, dat het hoger beroep zich enkel richt tegen de verliesverrekening voor het jaar 1989, zoals deze is vervat in de beschikking van 14 augustus 2004, respectievelijk de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking voor het jaar 2004, zodat het Hof geen reden ziet tot doorzending van de hogerberoepschriften op de voet van artikel 6:15, eerste of tweede lid, van de Awb.
4.4 In een geval waarin een partij aan de rechtbank heeft meegedeeld dat zij betwist het beroep (rechtsgeldig) te hebben ingetrokken, moet de rechtbank - indien zij van oordeel blijft dat het beroep rechtsgeldig is ingetrokken - haar constatering van die intrekking neerleggen in een uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb, zodat degene die zich daarmee niet kan verenigen daartegen een rechtsmiddel kan aanwenden (Hoge Raad, 23 september 2011, nr. 11/00372, LJN BT2297). Belanghebbende heeft deze betwisting niet aan de Rechtbank, maar aan het Hof gericht. Hierin ziet het Hof aanleiding de griffier te gelasten het dossier toe te zenden aan de Rechtbank, zodat zij haar beslissing over de intrekking van het beroep alsnog in een uitspraak kan neerleggen.
4.5 Het Hof wijst partijen ten overvloede nog op het volgende. Belanghebbende stelt dat hij met het onder 2.2 genoemde stuk tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de verliesverrekeningsbeschikking voor het jaar 1989, gedagtekend 14 augustus 2004. De onder 1.4 bedoelde uitspraak van de Inspecteur ziet op het bezwaarschrift dat is ingediend tegen de verliesverrekeningsbeschikking van 16 oktober 2004, gelet op de aanhef van de uitspraak en de ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Indien de Inspecteur op het onder 2.2 genoemde bezwaarschrift tegen de verliesverrekeningsbeschikking nog geen uitspraak heeft gedaan, dan dient hij dit alsnog te doen.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. J. Huiskes en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op 25 oktober 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong) (R.F.C. Spek)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 oktober 2011
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.