ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1951

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001641-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtredingen van de Wet milieubeheer met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte werd beschuldigd van het inzamelen en vervoeren van bedrijfsafvalstoffen zonder de vereiste vergunningen en documenten, in strijd met de Wet milieubeheer. De feiten vonden plaats op of omstreeks 2 mei 2008, waarbij de verdachte samen met anderen (of alleen) verontreinigd menggranulaat en puinafval inzamelde en vervoerde zonder de benodigde begeleidingsbrief. De verdachte voerde aan dat er geen sprake was van afvalstoffen, maar het hof oordeelde dat de definitie van afvalstoffen in de Wet milieubeheer breed moet worden geïnterpreteerd, inclusief stoffen die voor hergebruik geschikt zijn. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk de wet had overtreden door geen begeleidingsbrief bij zich te hebben en dat de stoffen die hij inzamelde als afvalstoffen moesten worden aangemerkt. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke overtredingen, wat de ernst van de zaak vergrootte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een geldboete op van € 750,- voor de eerste overtreding en € 250,- voor de tweede overtreding, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001641-09
Uitspraak d.d.: 21 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Groningen van 25 juni 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 27 augustus 2010, 18 februari 2011 en 7 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot oplegging van een geldboete van € 750,-, subsidiair 15 dagen hechtenis ter zake van het onder 1 ten laste gelegde (te kwalificeren als een overtreding) en oplegging van een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis ter zake van het onder 2 ten laste gelegde (te kwalificeren als een misdrijf). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. F.R.H. Kuiper, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
feit 1 primair:
hij in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks 2 mei 2008, althans in mei 2008, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk bedrijfsafvalstoffen, namelijk (verontreinigd) menggranulaat en/of puinafval, heeft ingezameld zonder vermelding op een lijst van inzamelaars;
feit 1 subsidiair:
hij in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks 2 mei 2008, althans in mei 2008, (telkens) al dan niet opzettelijk, bedrijfsmatig of in een omvang of op een wijze alsof deze bedrijfsmatig was, een of meer handelingen met betrekking tot afvalstoffen, namelijk (verontreinigd) menggranulaat en/of puinafval, heeft verricht, namelijk deze heeft ingezameld en/of anderszins in ontvangst heeft genomen en/of heeft vervoerd en/of verhandeld en/of gestort of laten storten op de (onbeschermde) bodem van een weiland aan of nabij de [straat] te [plaats], terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan;
feit 2:
hij in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks 2 mei 2008, althans in mei 2008, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een door een tractor voortbewogen aanhangwagen, bedrijfsafvalstoffen, namelijk (verontreinigd) menggranulaat en/of puinafval, heeft vervoerd over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], en toen (telkens) al dan niet opzettelijk niet aan zijn verplichting heeft voldaan om, zolang hij die afvalstoffen onder zich had, een begeleidingsbrief, als bedoeld in artikel 10.39 van de Wet milieubeheer, bij die afvalstoffen aanwezig te hebben.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Verdachte heeft aangevoerd dat geen sprake is van een afvalstof.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten omschreef de Wet milieubeheer het begrip afvalstof als: alle stoffen, preparaten of producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
In artikel 1 van die richtlijn wordt het begrip 'afvalstof' als volgt omschreven: elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Indien een afvalstof niet valt onder de in genoemde bijlage I genoemde categorieën Q1 tot en met Q15, dan wordt de afvalstof aangemerkt als vallende onder de in de bijlage I vermelde categorie Q16.
Inmiddels is genoemde richtlijn vervallen. De vervallenverklaring heeft, gelet op de definitie in het huidige artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (inhoudende dat afvalstoffen alle stoffen, preparaten of voorwerpen betreffen waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen), geen wijziging in de definitie tot gevolg gehad.
Uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie leidt het hof af dat het begrip afvalstof niet zo beperkt moet worden opgevat dat daaronder niet de stoffen vallen die voor hergebruik geschikt zijn. De enkele omstandigheid dat stoffen waarvan afstand wordt gedaan nog commerciële waarde hebben, betekent niet dat die stoffen niet als afvalstoffen kunnen worden beschouwd. Het toepassingsgebied van het begrip afvalstof hangt samen met de betekenis van de term zich ontdoen. Bij de uitleg van die term moet rekening worden gehouden met de doelstellingen van de richtlijn; voorkomen moet worden dat daaraan afbreuk wordt gedaan.
Het zwaartepunt bij de bepaling of iets een afvalstof is, ligt bij de intentie en de gedragingen van de houder van de stoffen die daarvan afstand doet. Daaraan doet niet af of de ontvanger van de stoffen die stoffen al dan niet als afvalstoffen ziet en of die er nog iets mee kan. Een andere opvatting zou een effectieve controle op de naleving van onderhavige regelgeving illusoir maken.
Uit het verhandelde ter zittingen en de dossierstukken volgt dat [bedrijf] van het menggranulaat/puinafval af wilde. Op grond van voorgaande is het hof van oordeel dat het menggranulaat/puinafval moet worden aangemerkt als een afvalstof in de zin van de Wet milieubeheer. Nu geen sprake is van huishoudelijke of gevaarlijke afvalstoffen kan gesproken worden van bedrijfsafvalstoffen in de zin van de Wet milieubeheer.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1 primair:
hij in de gemeente [gemeente], op 2 mei 2008, opzettelijk bedrijfsafvalstoffen, namelijk menggranulaat en/of puinafval, heeft ingezameld zonder vermelding op een lijst van inzamelaars;
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet op het ten laste gelegde heeft gehad. In dit verband overweegt het hof dat opzet in economische zaken een kleurloos karakter heeft.
feit 2:
hij in de gemeente [gemeente], op 2 mei 2008, met een door een tractor voortbewogen aanhangwagen, bedrijfsafvalstoffen, namelijk menggranulaat en/of puinafval, heeft vervoerd over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], en toen niet aan zijn verplichting heeft voldaan om, zolang hij die afvalstoffen onder zich had, een begeleidingsbrief, als bedoeld in artikel 10.39 van de Wet milieubeheer, bij die afvalstoffen aanwezig te hebben.
Gelet op de wijze waarop de tenlastelegging is geformuleerd, moet hier ook bewezen worden dat verdachte opzettelijk niet aan de verplichting heeft voldaan om een begeleidingsbrief bij zich te hebben. Dat verdachte hierop opzet heeft gehad, acht het hof niet bewezen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.45 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.44 van de Wet milieubeheer.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft bedrijfsafvalstoffen ingezameld zonder vermelding op een lijst van inzamelaars en deze afvalstoffen zonder begeleidingsbrief vervoerd. Verdachte heeft hiermee voorschriften van de Wet milieubeheer overtreden, die strekken tot de bescherming van het milieu, te weten - in dit geval - het belang van controle op een doelmatig beheer van afvalstoffen.
Uit een verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister van
29 juli 2011 is gebleken dat verdachte vóór het plegen van onderhavige feiten eerder is veroordeeld voor overtreding van de milieuregelgeving.
De aard van de delicten maakt dat het hof van oordeel is dat een financiële afdoening op zijn plaats is. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met verdachtes financiële draagkracht, voor zover daarvan ter zitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 10.44 en 10.45 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte terzake het onder 1 primair bewezen verklaarde tot een geldboete van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte terzake het onder 2 bewezen verklaarde tot een geldboete van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 21 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E. de Witt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.