Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001781-10
Uitspraak d.d.: 18 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 7 juli 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1961],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 maart 2011 en 4 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte met betrekking tot het achter het vijfde gedachtenstreepje tenlastegelegde en overigens tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. V. Wolting, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks periode van 1 januari 2009 tot en met 5 oktober 2009, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, waardoor die [slachtoffer] (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden, immers heeft verdachte
- in of omstreeks de maand januari 2009, te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1], genoemde [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, tegen de/een benen/been geschopt/getrapt en/of
- in of omstreeks de maand februari 2009, te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1], genoemde [slachtoffer], in/tegen het gezicht geslagen en/of
- in of omstreeks de maanden juni en/of juli 2009, te [plaats 2], althans in de gemeente [gemeente 2], genoemde [slachtoffer], bij de keel/hals vastgegrepen en/of in de keel/hals van genoemde [slachtoffer] geknepen en/of
- in of omstreeks de periode van 4 oktober 2009 tot en met met 5 oktober 2009, te [plaats 2], althans in de gemeente [gemeente 2], genoemde [slachtoffer], (hard) op haar knie/been geslagen en/of
- in of omstreeks de maand februari 2009, te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1], die [slachtoffer] (hard/stevig) bij de bovenarm(en) vastgegrepen en/of in de bovenarm(en) van genoemde [slachtoffer] geknepen.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Met de raadsman is het hof van oordeel dat ten aanzien van het tweede, vierde en vijfde gedachtenstreepje er onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om deze onderdelen van de tenlastelegging bewezen te verklaren.
Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van hetgeen achter het derde gedachtenstreepje is tenlastegelegd wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. De stelling van de raadsman dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs zou zijn om het tenlastegelegde tijdstip en de pleegplaats bewezen te verklaren mist voldoende feitelijke grondslag gelet op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer]. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de daarover afgelegde verklaringen te twijfelen. Het hof komt derhalve tot een bewezenverklaring zoals achter het eerste en derde gedachtenstreepje is tenlastegelegd.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 januari 2009 tot en met 5 oktober 2009, telkens opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft geslagen en geschopt, waardoor die [slachtoffer] telkens letsel heeft bekomen,
immers heeft verdachte
- in de maand januari 2009, te [plaats 1], genoemde [slachtoffer] tegen een been geschopt en
- in de maand juli 2009, te [plaats 2], genoemde [slachtoffer] bij de hals vastgegrepen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zijn toenmalige partner [slachtoffer] meermalen mishandeld. Hij heeft daarmee haar lichamelijke integriteit geschonden.
Het hof heeft rekening gehouden met het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2011. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de rapportage van de reclassering van 6 juni 2011. De reclassering heeft aangegeven dat het opleggen van een werkstraf niet geïndiceerd is gelet op de gezondheidstoestand van verdachte. Verdachte heeft een aantal jaren geleden een hartinfarct en een schedelbasisfractuur gehad en ondervindt daarvan nog steeds de lichamelijk en emotionele gevolgen. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat een nieuwe hartoperatie binnenkort nodig zal zijn. Het is mogelijk dat verdachte na die operatie wel in staat zal zijn om een werkstraf te verrichten.
De reclassering heeft verder geconcludeerd dat verdachte een standvastige, mogelijk wat rigide, man is maar dat het recidiverisico als gering wordt ingeschat aangezien de contacten tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer] zouden zijn verbroken. Ter terechtzitting is door verdachte en zijn raadsman echter aangegeven dat er nog steeds sprake is van contact tussen verdachte en aangeefster. Door verdachte is daarbij verteld dat het initiatief daartoe niet alleen van zijn kant komt.
Verdachte komt ook in de visie van het hof nogal vasthoudend over in zijn opvattingen over zichzelf en aangeefster. Hij heeft daarbij de schuld van zijn handelen voor een groot deel bij haar gezocht en niet zozeer bij zichzelf. Het hof maakt daaruit op dat de kans dat verdachte terug kan vallen in een emotioneel-destructief relatiepatroon waarbij verdachte mogelijk opnieuw zijn agressie richting aangeefster niet kan beheersen, niet slechts een denkbeeldige is.
Het hof is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten het opleggen van een onvoorwaar-delijke werkstraf van na te noemen duur op zich rechtvaardigen. Gelet op de medische conditie van verdachte en de overige hierboven geschetste omstandigheden zal het hof deze werkstraf echter voorwaardelijk opleggen. Dit heeft mede tot doel te voorkomen dat verdachte opnieuw dergelijke strafbare feiten pleegt.
Daarnaast zal het hof, nu een onvoorwaardelijke bestraffing op zijn plaats is en een werkstraf niet uitgevoerd kan worden, een onvoorwaardelijke geldboete opleggen, in termijnen te betalen gelet op verdachtes beperkte financiële draagkracht, zoals die ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24a, 24c, 57, 300 en
304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde ten aanzien van de aanhef en het achter het eerste en derde gedachtestreepje gestelde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 10 (tien) termijnen van 1 maand, elke termijn groot EUR 50,00 (vijftig euro).
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. K. Lahuis, senior-raadsheer, en mr. J. Dolfing, raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Raven, griffier,
en op 18 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Dolfing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.