Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000842-11
Uitspraak d.d.: 17 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 15 april 2011 en de van dat vonnis deeluitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 24-000138-07, 17-880032-10, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1962],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 ten laste het gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat beide vorderingen tenuitvoerlegging, inhoudende een gevangenisstraf voor de duur van respectievelijk 2 maanden en 30 dagen, zullen worden toegewezen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G.J.P.M. Grijmans, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde kan verdachte daarin niet worden ontvangen. Het hof zal verdachte in zoverre niet ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - voor zover aan hoger beroep onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 december 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd en/of meermalen, althans eenmaal, in het gezicht/wang heeft geknepen en/of meermalen, althans eenmaal, aan het haar heeft getrokken en/of (een deel van) zijn, verdachtes hand of een aantal vingers in de mond van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of (vervolgens) hard aan/tegen de wang heeft getrokken en/of gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
In het dossier bevindt zich onder meer een proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2010, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1]. In dit proces-verbaal relateert de verbalisant dat het vermeende slachtoffer, [slachtoffer], verklaarde dat verdachte haar heeft mishandeld door zijn vingers in haar mond te steken en vervolgens aan haar wang te trekken.
De dochter van [slachtoffer], [dochter slachtoffer], heeft op 23 december 2010 aangifte gedaan tegen verdachte. Zij verklaarde daarin onder meer dat verdachte haar moeder in het gezicht kneep, aan de haren trok en op het lichaam sloeg. Tevens stopte hij drie vingers bij haar in de mond en drukte toen tegen haar wang aan.
Uit het stam proces-verbaal volgt dat [dochter slachtoffer] op 24 december 2010 tegenover de politie heeft verklaard dat zij haar aangifte wenste in te trekken. In het dossier bevindt zich daarnaast een brief van [dochter slachtoffer] d.d. 3 januari 2011 waarin zij aangeeft haar aangifte te willen intrekken. Uit deze brief, die op 5 januari 2011 ter terechtzitting van de politierechter is overgelegd, komt naar voren dat zij haar aangifte per brief, gericht aan de officier van justitie heeft ingetrokken, maar dat deze brief kennelijk in het ongerede is geraakt.
[slachtoffer] is op 3 oktober 2011 ter terechtzitting van het hof gehoord. Zij heeft ten overstaan van het hof - onder ede - verklaard dat zij niet is mishandeld door verdachte. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij na mishandelingen door verdachte in het verleden telkens aangifte heeft gedaan. Zij heeft op de betreffende datum de politie gebeld omdat de confrontatie tussen haar dochter en verdachte mogelijk uit de hand zou kunnen gaan lopen, zoals al eens eerder was gebeurd. In het dossier bevindt zich eveneens een brief van [slachtoffer], die op 5 januari 2011 ter terechtzitting van de politierechter is overgelegd, waarin zij aangeeft dat er geen mishandeling heeft plaatsgevonden.
Het door verbalisant [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2010 waarin enkel wordt gerelateerd dat [slachtoffer] en [dochter slachtoffer] beiden hebben verklaard dat ze waren mishandeld door verdachte, acht het hof onvoldoende specifiek en redengevend voor het ten laste gelegde. Dit proces-verbaal draagt derhalve niet bij aan het bewijs van het ten laste gelegde.
Verdachte heeft steeds ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling, gepleegd op 23 december 2010.
In het licht van de ter terechtzitting van het hof onder ede afgelegde verklaring van [slachtoffer] en het gegeven dat het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] enkel wordt ondersteund door de aangifte van [dochter slachtoffer], die nadien is ingetrokken, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. Derhalve zal verdachte van het aan hem ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Vorderingen tenuitvoerlegging (24-000138-07 en 17-880032-10)
Nu verdachte niet ter zake van het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld, wijst het hof de vorderingen van de officier van justitie af.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Leeuwarden van 3 maart 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 21 december 2007, parketnummer 24-000138-07, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Leeuwarden van 16 februari 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 2 juli 2010, parketnummer 17-880032-10, voorwaardelijk opgelegde een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. P.W.J. Sekeris en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 17 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.