ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1500

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000382-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overwegingen omtrent de strafbaarheid van witwassen en veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne, wederspannigheid en witwassen. Het hof oordeelde dat de verdachte voor het witwassen werd ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat niet was aangetoond dat hij handelingen had verricht om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. De verdachte werd wel veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voor het bezit van drugs en wederspannigheid tegen een politieagent tijdens een ontruiming. Het hof benadrukte het belang van respect voor politieambtenaren en de noodzaak om hun werk zonder geweld te kunnen uitvoeren. Het in beslag genomen geldbedrag van € 990,- werd aan de verdachte teruggegeven, omdat het hof oordeelde dat het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzette. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij het hof de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000382-11
Uitspraak d.d.: 17 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 11 februari 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis en dat het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag zal worden verbeurd verklaard. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. E.M. Steller, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2010 te en in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,56 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 0,15 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2010 te en in de gemeente [gemeente] toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe en/of de deurwaarder, welke aldaar conform een vonnis van de kantonrechter de woning waarin verdachte verbleef, wilde ontruimen, door geweld en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, duwen van die opsporingsambtenaar en/of het roepen dat de opsporingsambtenaar en/of de deurwaarder het huis uit moesten gaan, die opsporingsambtenaar en/of de deurwaarder heeft gedwongen genoemde rechtmatige ambtsverrichting(en) na te laten;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 februari 2010 te en in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe en/of de deurwaarder, welke aldaar conform een vonnis van de kantonrechter de woning waarin verdachte verbleef, wilde ontruimen, zich met geweld of bedreiging met geweld, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal duwen van die opsporingsambtenaar en/of het roepen dat de opsporingsambtenaar en/of de deurwaarder het huis uit moesten gaan, heeft verzet tegen genoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, en tegen de deurwaarder, die genoemde opsporingsambtenaar krachtens wettelijke verplichting en/of op diens verzoek bijstand verleende;
3.
hij op of omstreeks 24 februari 2010, te [plaats], althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (€ 990,-), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 24 februari 2010 te en in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,56 gram heroïne en ongeveer 0,15 gram cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 24 februari 2010 te en in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe, welke aldaar conform een vonnis van de kantonrechter de woning waarin verdachte verbleef, wilde ontruimen, zich met geweld, bestaande uit het duwen van die opsporingsambtenaar, heeft verzet tegen genoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
3.
hij op 24 februari 2010, te [plaats], een voorwerp, te weten een geldbedrag (€ 990,-) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.
Strafbaarheid van het onder 3 bewezen verklaarde
Met betrekking tot de strafbaarheid van het onder 3 bewezen verklaarde, overweegt het hof als volgt.
In zijn arrest van 26 oktober 2010 (LJN: BM4440) heeft de Hoge Raad - onder meer - overwogen dat "uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaarstelling van witwassen strekt ter bescherming van de aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde, dat witwassen een veelomvattend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht 'om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen'."
Het hof overweegt dat voor de kwalificatie van witwassen in beginsel vereist is dat de verdachte een handeling heeft verricht die - voor zover hier van belang - erop is gericht 'om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen'. Het hof heeft op basis van het dossier niet kunnen vaststellen dat verdachte een dergelijke handeling heeft verricht om het geldbedrag van € 990,- veilig te stellen. De enkele omstandigheid dat het geld bij hem, in zijn broekzak, is aangetroffen is daartoe onvoldoende. Gelet hierop kan het onder 3 bewezen verklaarde niet worden gekwalificeerd als witwassen, zoals strafbaar is gesteld in artikel 420bis, eerste lid onder b, van het Wetboek van Strafrecht. Derhalve zal verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid door een politieagent, die bijstand verleende bij de ontruiming van een woning, te duwen. Politieambtenaren verdienen respect en zij moeten hun werk kunnen uitoefenen zonder dat er geweld tegen hen wordt uitgeoefend.
Daarnaast had verdachte tijdens zijn aanhouding heroïne en cocaïne bij zich. Dergelijke stoffen vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid.
Blijkens een uittreksel justitiële documentatie d.d. 26 juli 2011 is verdachte eerder voor soortgelijke en andersoortige strafbare feiten veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande in onderlinge samenhang en verband bezien, zal het hof aan verdachte een werkstraf van na te melden duur opleggen. Het hof acht deze werkstraf passend.
Teruggave van het in beslag genomen goed
Het hof zal de teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 180 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van EUR 990,00.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. P.W.J. Sekeris en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 17 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.