ECLI:NL:GHLEE:2011:BT8764

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000974-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Leerplichtwet 1969 door ouder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter Leeuwarden. De verdachte, een moeder, werd beschuldigd van het niet zorgen voor de regelmatige schoolgang van haar vijfjarige zoon, die stond ingeschreven op een openbare basisschool. Het hof heeft het verweer van de verdachte, dat haar zoon werd gepest, verworpen. De verdachte had niet voldaan aan de verplichting om ervoor te zorgen dat haar zoon de school bezocht, zoals opgelegd in de Leerplichtwet 1969.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 september 2009 tot en met 16 oktober 2009, terwijl zij het gezag over haar zoon uitoefende, niet heeft gezorgd voor zijn schoolgang. De advocaat-generaal had een werkstraf geëist, maar het hof besloot, gezien de omstandigheden en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld, om een voorwaardelijke geldboete op te leggen. De verdachte had inmiddels haar zoon meer regelmatig onderwijs laten volgen op een andere school.

De beslissing van het hof was gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Leerplichtwet 1969, die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte veroordeelde tot een geldboete van EUR 250,00, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000974-11
Uitspraak d.d.: 14 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter Leeuwarden van 4 oktober 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. R.P. Snorn, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 14 september 2009 tot en met 16 oktober 2009, te [plaats], gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, terwijl zij (telkens) als degene die het gezag uitoefende over de jongere [zoon van verdachte], geboren op [2003], althans terwijl zij zich (telkens) met de feitelijke verzorging van die jongere had belast, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten de openbare basisschool [naam], was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 14 september 2009 tot en met 16 oktober 2009, te [plaats], gemeente [gemeente], terwijl zij zich met de feitelijke verzorging van de jongere [zoon van verdachte], geboren op [2003], had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten de openbare basisschool [naam], was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid van die wet opgelegde verplichting niet nakomen.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte haar zoon thuishield, omdat hij op school werd gepest. Voor zover de raadsman daarmee als verweer heeft willen aanvoeren, dat het gedrag van verdachte niet als strafbaar handelen kan worden aangemerkt, overweegt het hof het volgende.
Het door verdachte's zoon gemelde pesten is niet zonder meer een rechtens relevante reden om hem niet naar school te laten gaan, temeer niet nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte de school op dat door haar zoon gemelde pestgedrag heeft aangesproken zodat daartegen opgetreden zou kunnen worden. Het hof verwerpt dit verweer derhalve.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als ouder niet voldaan aan de verplichting ervoor te zorgen dat haar zoon,
[zoon van verdachte], de openbare basisschool [naam] te [plaats] bezocht.
Verdachte heeft zich bij haar handelen laten leiden door haar eigen oordeel in plaats van door de afweging die door de wetgever is gemaakt. Het volgen van onderwijs, is niet enkel in cognitief opzicht belangrijk, maar het is voor een jongere ook belangrijk om zich los te maken van zijn ouderlijke omgeving en zelfstandiger te worden. Verdachte had haar zoon dan ook nadrukkelijker moeten stimuleren om naar school te gaan.
Uit een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 juli 2011 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit.
Op grond van geldende richtlijnen is voor het bewezen verklaarde in beginsel een onvoorwaardelijke geldboete passend en geboden. Gelet op de omstandigheid dat verdachte first offender is, en dat verdachtes zoon ten tijde van het bewezenverklaarde nog heel erg jong was, ziet het hof geen aanleiding meer om thans de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf op te leggen. Inmiddels lijkt verdachte erin te slagen haar zoon meer regelmatig onderwijs te laten volgen op een andere school. Het hof zal dan ook volstaan met een geheel voorwaardelijke geldboete.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. B.J.J. Melssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 14 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.