Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001137-11
Uitspraak d.d.: 14 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Groningen van 20 mei 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen jeugddetentie, waarvan dertig uren werkstraf, subsidiair vijftien dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde toezicht door jeugdreclassering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.G. Mellens-Schrage, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 mei 2010 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], met kracht in het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verwerping van het verweer
Door en namens verdachte is ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat niet verdachte, maar zijn broer, [naam], op 24 mei 2010 in de feesttent te [plaats] [slachtoffer] in het gezicht heeft gestompt. Verdachte heeft daartoe verklaard dat hij een meningsverschil had met [slachtoffer] over het gooien met bier tussen de groepen, waarvan verdachte en [slachtoffer] respectievelijk deel uitmaakten. Verdachte stelt dat hij [slachtoffer] juist bij zich vandaan had geduwd, waarna hij zag dat een persoon over zijn schouder met kracht [slachtoffer] in het gezicht stompte. Omdat deze persoon achter verdachte stond, heeft hij niet gezien wie het was die [slachtoffer] sloeg. Pas later heeft verdachte van zijn broer gehoord, dat hij degene was geweest die [slachtoffer] had geslagen.
Op 21 maart 2011 heeft de broer van verdachte, [naam], bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Groningen, een verklaring afgelegd. Hij stelt dat hij de persoon met wie zijn broer ruzie had over de schouder van zijn broer heen een stoot met zijn vuist in het gezicht heeft gegeven. Daarna stelt hij te zijn weggelopen, waarna hij werd opgepakt.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
1. [slachtoffer] heeft in zijn aangifte1 - zakelijk weergegeven - verklaard:
Tussen 23 mei 2010 te 23:59 uur en 24 mei 2010 te 01:00 uur werd ik te [plaats] mishandeld. Ik was met een aantal vrienden in de feesttent. Ik ben naar een jongen gelopen die met bier had gegooid en sprak hem aan. Hij kwam agressief op mij aflopen. Ik zag en voelde dat hij met zijn voorhoofd tegen mijn voorhoofd botste. Ik besloot om een biertje te gaan drinken. Toen ik een biertje aan het drinken was, zag ik in mijn rechterooghoek iemand op mij afstormen. Ik draaide mijn hoofd in de richting van de persoon die op mij af kwam lopen. Ik herkende de persoon als de jongen die even hiervoor met zijn hoofd tegen de mijne had geduwd. Ik voelde dat de jongen met kracht met zijn rechtervuist mij een harde klap gaf tegen mijn rechteroog. Ik voelde pijn. Ik zag dat de jongen die mij net een stomp had gegeven wegliep. Ik hoorde iemand zeggen dat mijn gezicht onder het bloed zat. De jongen die mij heeft geslagen droeg een roze shirt.
2. [getuige 1] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard2:
Ik was op 23 mei 2010 met [slachtoffer] in de feesttent te [plaats]. Die avond werd er erg veel met bier gegooid. Ik zag dat een jongen in de richting van [slachtoffer] naar voren sprong. Ik zag dat hij met zijn hoofd tegen het voorhoofd van [slachtoffer] aan ging staan. Ik zag dat de jongen daarna weer wegliep. Enkele minuten later zag ik dat de jongen die even daarvoor met zijn hoofd tegen [slachtoffer] zijn hoofd had aangedrukt uit het niets naar [slachtoffer] toe liep. Ik stond naast [slachtoffer]. Ik zag dat de jongen met zijn vuist [slachtoffer] met kracht een klap in het gezicht gaf. Ik zag dat die jongen direct weer wegliep.
3. [getuige 2] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard3:
Ik was op 23 mei 2010 met o.a. [slachtoffer] in de feesttent in [plaats]. Er werd met bier gegooid. Ik zag dat een jongen op een gegeven moment met zijn voorhoofd tegen dat van [slachtoffer] stond. Even later zag ik dat die jongen wegliep. Even daarna kwam dezelfde jongen weer op [slachtoffer] aangelopen. Ik zag dat hij uithaalde met zijn tot vuist gebalde hand. Ik zag dat hij [slachtoffer] vol boven het oog raakte. Ik zag dat er bloed uit de wenkbrauw van [slachtoffer] stroomde. Ik zag toen dat de groep jongeren waar de dader bij hoorde hem terugtrok en hem als het ware wegbracht.
4. [getuige 3] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard4:
Ik was op 23 mei 2010 met o.a. [slachtoffer] in de feesttent in [plaats]. Er werd met bier gegooid. Ik zag dat een jongen zijn voorhoofd tegen dat van [slachtoffer] drukte en even daarna liep hij weg. Ik zag dat hij daarna weer op [slachtoffer] afliep. Ik zag toen dat hij met een tot vuist gebalde hand in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. Ik zag dat er bloed uit de wenkbrauw van [slachtoffer] stroomde. Meteen na de klap werd de dader door jongens waar hij mee samen was weggetrokken. Deze groep trok hem mee. Ik weet dat de jongen die [slachtoffer] heeft geslagen een roze shirt droeg.
5. [getuige 4] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard5:
Ik was die avond (het hof begrijpt: de avond van 23 op 24 mei 2010) in de feesttent te [plaats] met [verdachte] en [getuige 5]. Tegen het einde van de avond werd er met drinken gegooid. Een meisje gooide [verdachte] met drinken in het gezicht. [verdachte] werd kwaad. Toen gebeurde er van alles. Er werd geduwd en getrokken. Op een gegeven moment gaat het uit elkaar. Ik weet dat de broer van [verdachte], genaamd [naam], ook in de tent was. Ik heb [naam] wel gezien, maar tijdens dat gedoe met biergooien was hij niet bij ons.
6. [getuige 5] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard6:
Op 23 mei 2010 was ik met vrienden in de feesttent in [plaats]. Ik was met [getuige 4] en [verdachte]. Er ontstond wat ruzie. Er werd met drinken gegooid. Er werd getrokken over en weer. Op een gegeven moment werd het rustig. [naam], de broer van [verdachte], was in het begin bij onze groep, maar later is hij gaan rondlopen. Ten tijde van de ruzie was [naam] niet bij ons.
7. [getuige 6] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard7:
Tijdens het jaarlijkse Pinksterjeugdtournooi in [plaats] ben ik verantwoordelijk voor de beveiliging. Op 23 mei 2011 werd door mij een jongeman in de feesttent aangehouden nadat deze ruzie had gehad. Dit speelde zich rond middernacht af. De jongen heette [naam] of iets dergelijks.
Nadat de jongen in de tent door mij was aangehouden, ben ik samen met hem en een van de medewerkers met deze jongen weggelopen van het terrein waar de feesttent stond. Ik liep met deze jongen naar de bestuurskamer, en daar heb ik hem geparkeerd in afwachting van de politie. De bestuurskamer ligt ongeveer 250 meter van het terrein van de feesttent verwijderd. Ik ben zelf terug gelopen naar de feesttent en liet de jongen achter met een beveiliger. Toen ik terugkwam bij de feesttent, hoorde ik dat er nog een jongen was geweest die iemand had geslagen. Ik zag toen dat twee beveiligers met iemand aan kwamen lopen. Deze jongen is ter plaatse vastgehouden tot de politie arriveerde.
Het betrof deze avond twee indicenten welke zich in het laatste uur van de avond (tussen middernacht en 01:00 uur) hebben afgespeeld. Het eerste incident was rond middernacht en het tweede indicent speelde zich rond 00:45 uur af.
8. [getuige 7] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard8:
Op 24 mei 2010 omstreeks 00:00 uur was ik getuige van een mishandeling in de feesttent te [plaats]. Ik was met een jongen, genaamd [naam], aan het dansen toen [naam] langs kwam lopen. [naam] begon tegen [naam] te duwen. Toen [naam] terugduwde ging [naam] helemaal door het lint. Hij sloeg met zijn vuist in het gezicht van [naam]. Er kwamen mensen van de beveiliging die [naam] mee de tent uit namen.
9. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof - zakelijk weergegeven - onder meer verklaard dat hij in de nacht van 23 op 24 mei 2010 in de feesttent te [plaats] was, dat hij toen een roze shirt droeg, en dat hij met [slachtoffer] onenigheid heeft gehad over het gooien met bier, waarbij zij vlak bij elkaar hebben gestaan en waarbij hij [slachtoffer] bij zich vandaan heeft geduwd.
Op grond van deze verklaringen, en met name op grond van de hiervoor onder 1, 2, 3 en 4 aangehaalde verklaringen, staat naar het oordeel van het hof vast dat [slachtoffer] is geslagen door een persoon met wie hij kort tevoren een woordenwisseling had gehad waarbij die persoon met zijn voorhoofd tegen het voorhoofd van [slachtoffer] ging staan. Deze persoon droeg een roze shirt.
Vast staat voorts dat de getuigen van de mishandeling van [slachtoffer] allen hebben gezien dat een persoon op [slachtoffer] af kwam lopen en dat deze persoon [slachtoffer] met de vuist in het gezicht stompte. Van een situatie waarbij degene die sloeg over de schouder van een ander heeft geslagen rept niemand met een woord.
De vrienden van verdachte, die ook de broer van verdachte - [naam] - kennen, hebben verklaard dat [naam] ten tijde van de schermutseling naar aanleiding van het gooien met bier/drinken niet bij hen in de buurt was. Hoewel deze vrienden zeggen, zoals blijkt uit hun hiervoor onder 5 en 6 aangehaalde verklaringen, dat zij de mishandeling van [slachtoffer] niet hebben gezien, acht het hof aannemelijk, dat deze mishandeling heeft plaatsgevonden tijdens het door hen bedoelde 'over en weer duwen en trekken'.
Op grond hiervan moet het er naar het oordeel van het hof voor worden gehouden dat [naam] niet bij de mishandeling van [slachtoffer] aanwezig is geweest. Dit vindt steun in de - hiervoor onder 7 aangehaalde - verklaring van [getuige 6]. Uit deze verklaring kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid dat [naam] was aangehouden bij een incident dat rond middernacht heeft plaatsgevonden, en dat hij reeds in handen van de beveiliging was en dat hij al uit de feesttent was afgevoerd, toen rond 00:45 uur het tweede incident, te weten de mishandeling van [slachtoffer], plaatsvond. Voor deze volgorde in de gang van zaken is steun te vinden in de - hiervoor onder 8 aangehaalde - verklaring van [getuige 7]. Zij kende [naam] persoonlijk. Uit haar verklaring vloeit voort dat [naam], als betrokkene bij het incident rond middernacht, direct na dat incident door medewerkers van de beveiliging uit de feesttent is afgevoerd. De door verdachte bij zijn verweer in het midden gelaten (en door [naam] tegenover de rechter-commissaris verklaarde) gang van zaken dat [naam] na het eerste incident eerst nog enige tijd door de feesttent heeft gelopen, wordt daarmee uitgesloten.
Op grond van deze verklaringen en overwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, hecht het hof geen geloof aan de verklaring van verdachte dat niet hij, maar zijn broer over de schouder van verdachte, [slachtoffer] met de vuist in het gezicht heeft geslagen. Het hof verwerpt dit verweer dan ook.
Door wettige bewijsmiddelen, zoals die hiervoor onder 1, 2, 3, 4 en 9 zijn weergegeven, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 23 mei 2010 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], met kracht in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft aangever met kracht in het gezicht gestompt, waardoor aangever letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 september 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf van zestig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk, passend. De voorwaardelijke straf is mede bedoeld om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de huidige situatie van verdachte, waarbij hij het op school goed doet en hij erg druk is met het voetbal, acht het hof oplegging van toezicht door de jeugdreclassering bij wijze van bijzondere voorwaarde, niet geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. B.J.J. Melssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 14 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
1 Proces-verbaal nummer [nummer], d.d. 28 mei 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (bladzijden 34 tot en met 37 van dossier met registratienummer [nummer])
2 Proces-verbaal nummer [nummer], d.d. 30 mei 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (bladzijden 42 en 43 van dossier met registratienummer [nummer])
3 Proces-verbaal nummer [nummer] d.d. 8 juli 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (bladzijden 44 en 45 van dossier met registratienummer [nummer])
4 Proces-verbaal nummer [nummer], d.d. 8 juli 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (bladzijden 46 en 47 van dossier met registratienummer [nummer])
5 Proces-verbaal nummer [nummer]2, d.d. 27 januari 2011 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2]
6 Proces-verbaal nummer [nummer]1, d.d. 30 januari 2011 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2]
7 Proces-verbaal nummer [nummer]3, d.d. 29 januari 2011 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2]
8 Proces-verbaal nummer [nummer], d.d. 30 juni 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (bladzijden 48 en 49 van dossier met registratienummer [nummer])