Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001345-11
Uitspraak d.d.: 14 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 juni 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van veertien dagen, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde toezicht door jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder behandeling van Tactus zal stellen, en tot oplegging van een werkstraf voor de duur van twintig uren, subsidiair tien dagen jeugddetentie. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen en dat aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van honderdveertig euro zal worden opgelegd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R. Zwiers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 10 november 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bank)pas (ING), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 2:
hij op of omstreeks 10 november 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, meermalen, in ieder geval eenmaal, (in totaal) heeft weggenomen een geldbedrag van 140 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 10 november 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas (ING), toebehorende aan [benadeelde];
feit 2:
hij op 10 november 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, meermalen heeft weggenomen een geldbedrag tot - in totaal - 140 euro, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 10 november 2010 de bankpas uit de tas van een klasgenote gestolen. Die klasgenote had haar tas achtergelaten in de klas, hetgeen zij veilig en vertrouwd achtte. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van zijn slachtoffer, maar ook heeft hij het vertrouwen dat leerlingen in het algemeen binnen de omgeving van hun school moeten kunnen hebben, ernstig beschaamd.
Vervolgens heeft verdachte met behulp van de gestolen bankpas tot tweemaal toe geld van de rekening van zijn klasgenote gehaald. Ook hiermee maakte hij bij herhaling inbreuk op de eigendomsrechten van zijn slachtoffer en heeft hij haar financieel benadeeld.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 september 2011 is verdachte eerder veroordeeld wegens een strafbaar feit.
Het hof heeft gelet op hetgeen door verdachte, zijn raadsman en zijn ouders omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren is gebracht en hetgeen blijkt uit een - eerst op de zitting van het hof door de raadsman overgelegd - Crisis/observatieverslag van LSG-Rentray d.d. 8 september 2011. In dit rapport worden onder meer zorgen geuit over het drugsgebruik van verdachte.
Gelet op ernst van de feiten en het gegeven dat verdachte first offender is, is oplegging van een werkstraf van hierna te melden beperkte duur passend.
Het hof is op grond van het voorgaande - met de advocaat-generaal - van oordeel dat naast een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur tevens oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarde van toezicht door de jeugdreclassering passend en geboden is. Ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder behandeling moet stellen van Tactus of een vergelijkbare instelling
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 140,00 (honderdveertig euro). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Verdachte heeft erkend schadeplichtig te zijn. Desondanks heeft hij het slachtoffer nog niet schadeloos gesteld.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 14 (veertien) dagen.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich in het kader van hulp en steun houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Ook indien de aanwijzingen van de jeugdreclassering inhouden dat verdachte zich onder behandeling van Tactus, lokatie Randstad, te Almere of een andere verslavingsinstellng zal stellen en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven. Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 140,00 (honderdveertig euro) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 140,00 (honderdveertig euro) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 14 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.