Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000867-11
Uitspraak d.d.: 14 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 4 april 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling ter zake van het aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B. de Haan, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 september 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer container(s), staande aan of bij de [straat], aldaar, heeft weggenomen (onder meer) tiewraps en/of boren en/of een (hydrolische) persslang en/of een lasapparaat en/of een gereedschapskist en/of een persstang en/of een gasfles, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te of bij [plaats 2], (in elk geval) in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een op een bouwterrein aan of bij de [straat], aldaar, aanwezige bouwkeet, heeft weggenomen een of meer lijnlaser(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2009 tot en met 15 april 2009 te of bij [plaats 3], (in elk geval) in de gemeente [gemeente 3] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bouwterrein, gelegen aan of bij de [straat], aldaar, heeft weggenomen een of meer steigerkoppeling(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 22 september 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een container, staande aan of bij de [straat] aldaar, heeft weggenomen tiewraps en boren en een (hydrolische) persslang en een lasapparaat en een gereedschapskist en een persstang en een gasfles, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij in de periode van 16 september 2009 tot en met 17 september 2009 te [plaats 2], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een op een bouwterrein aan of bij de [straat] aldaar, aanwezige bouwkeet, heeft weggenomen lijnlasers, toebehorende aan het bedrijf [bedrijf 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich binnen één week twee maal schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak die hij samen met twee respectievelijk een mededader(s) heeft gepleegd. Verdachte heeft daardoor met zijn mededaders inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van die bedrijven en hij heeft daar schade veroorzaakt. Inbraken veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij.
Uit een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 juli 2011, blijkt dat verdachte sinds het plegen van de bewezen verklaarde feiten noch daarvoor in contact is gekomen met justitie.
Gelet op het voorgaande en de landelijk geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting (waarbij voor één bedrijfsinbraak een gevangenisstraf van zes weken dan wel een werkstraf van 80 uur een uitgangspunt is), is een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 14 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P. Koolschijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.