ECLI:NL:GHLEE:2011:BT8683

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002610-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van brandstichting met gevaar voor goederen en personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van brandstichting, waarbij gevaar voor goederen en personen te duchten was. De feiten dateren van 17 januari 2007, toen de verdachte samen met een mededader brand stichtte in een eetcafé door een molotovcocktail door een raam te gooien. Dit leidde tot een gevaarlijke situatie voor de aanwezige personen in de appartementen boven het café. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, heeft eerder al meerdere straffen ondergaan, waaronder werkstraffen en voorwaardelijke vrijheidsstraffen, maar dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een ernstig misdrijf te plegen. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de achtergrond van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldingsgebod en behandelverplichting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte strafbaar heeft verklaard en de opgelegde straf passend en noodzakelijk achtte in het licht van de gepleegde feiten.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002610-08
Uitspraak d.d.: 14 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 16 oktober 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met drie bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.J. Mesland, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging meteen ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een aan
[adres] gevestigd café (eetcafé [naam]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een lapje, hangende in een fles gevuld met een brandbare vloeistof, althans met (een) brandbare stof(fen) en/of (vervolgens) die brandende fles door een ruit van genoemd café gegooid, althans die brandende fles bij dat café naar binnen gegooid, ten gevolge waarvan voornoemd café en/of een of meer in dat café aanwezige goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd café en/of daarin aanwezige goederen en/of voor belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in belendende panden aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 januari 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een aan [adres] gevestigd café (eetcafé [naam]), immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een lapje, hangende in een fles gevuld met een brandbare vloeistof, en vervolgens die brandende fles door een ruit van genoemd café gegooid, ten gevolge waarvan voornoemd café en een of meer in dat café aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd café en daarin aanwezige goederen en voor belendende panden en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in een belendend pand aanwezige personen te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft onder invloed van alcohol - met zijn mededader - in de nacht van
17 januari 2007 brand gesticht in eetcafé "[naam]" in [plaats]. Daartoe heeft verdachte een zogenoemde molotovcocktail door een raam van het eetcafé gegooid. Ten tijde van deze brandstichting lagen een moeder en haar zoon in één van de appartementen boven het eetcafé te slapen.
Verdachte heeft met deze brandstichting een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd, zowel voor het pand zelf, als voor de zich daarboven bevindende appartementen en de voornoemde personen die zich in één van de appartementen bevonden. Op het plegen van opzettelijke brandstichting staan hoge strafmaxima, in dit geval maximaal 15 jaren respectievelijk
30 jaren, of levenslange gevangenisstraf.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 juli 2011 blijkt, dat verdachte vóór het plegen van de bewezen verklaarde feiten meermalen ter zake van het plegen van misdrijven, waaronder diefstallen en het rijden onder invloed, tot onder meer werkstraffen en een voorwaardelijke vrijheidsstraf onherroepelijk is veroordeeld. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden het bewezen feit te plegen.
Bij het bepalen van de straf houdt het hof rekening met de omstandigheden en achtergrond van verdachte zoals blijkt uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof en de omtrent verdachte opgemaakte rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland van
28 september 2011.
Op grond van het vorenstaande is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en noodzakelijk is. Het hof zal verdachte derhalve een gevangenisstraf opleggen van vierentwintig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk. Deze straf doet - gelet op met name het gevaarzettende karakter van de bewezenverklaarde brandstichting, het strafrechtelijke verleden van verdachte en de schade die verdachte door zijn handelen heeft veroorzaakt - recht aan de ernst van de feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, zoals geadviseerd door de reclassering:
- meldingsgebod;
- behandelverplichting;
- toezicht met als aandachtspunten schuldenproblematiek, woonsituatie en
zonodig de dagbesteding en de dyslexie van verdachte.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 14 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P. Koolschijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.