Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001036-11
Uitspraak d.d.: 13 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 13 mei 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 17-880121-08, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en klinische behandeling binnen de verslavingszorg Intramuraal Motivatie Centrum te Eelde (of een soortgelijke instelling), voor zolang de behandelende instelling dit nodig acht. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.J. van Rooij, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2011 tot en met 13 januari 2011 te [plaats], in een wonig gelegen aldaar aan de [straat], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde],
- met kracht twee klappen tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft gegeven en/of
- die [benadeelde] vervolgens van de woonkamer naar de slaapkamer heeft gesleept en/of
- met geschoeide voet die [benadeelde] meermalen met kracht tegen het hoofd en/of tegen het gezicht (ter hoogte van haar kaak) heeft geschopt en/of vervolgens
- die [benadeelde] op een bed heeft gegooid en/of over die [benadeelde] heen is gaan zitten en/of vervolgens met kracht de keel van die [benadeelde] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2011 tot en met 13 januari 2011 te [plaats], aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een op twee plaatsen gebroken kaak en/of een gevoelloze onderlip en/of met een genezingsduur van ongeveer 2,5 maand), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht twee klappen tegen het hoofd en/of in het gezicht te geven en/of met geschoeide voet die [benadeelde] meermalen tegen het hoofd en/of tegen het gezicht te schoppen (ter hoogte van haar kaak);
feit 2:
hij op of omstreeks 6 november 2010 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en/of tegen een of meer andere lichaamsdelen heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 3:
hij op of omstreeks 1 januari 2011 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] meermalen met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en/of die [benadeelde] met geschoeide voet met kracht in het gezicht heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 01 januari 2011 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]),meermalen met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en/of die [benadeelde] met geschoeide voet met kracht in het gezicht heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 4:
hij op of omstreeks 18 augustus 2010 te [plaats] aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (dove gevoelens aan twee tenen en/of zenuwletsel aan onderbeen/voet waarbij de hersteltermijn wel een jaar kan duren), heeft toegebracht, door opzettelijk de linkervoet van die [benadeelde] beet te pakken en/of om te draaien;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 19 augustus 2010 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), met gebalde vuist die [benadeelde] een klap in het gezicht gegeven en/of de linkervoet van die [benadeelde] heeft beetgepakt en omgedraaid en/of die [benadeelde] in het gezicht heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof is met de raadsman en de advocaat-generaal van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte het onder 3. primair en 4. primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde nu verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [benadeelde]. Uit het schoenspooronderzoek zou blijken dat de schoen van verdachte - toen hij het slachtoffer in haar gezicht schopte - enkel tegen de onderkaak van het slachtoffer is aangekomen. Volgens de raadsman kon dit schoppen tegen de onderkaak niet leiden tot een eventuele dood van het slachtoffer. Ook heeft de verdachte slechts één keer geschopt, aldus de raadsman.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijke opzet op een bepaald gevolg - in casu de dood - aanwezig is indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijke opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard.
Vast staat dat verdachte aangever [benadeelde] in elk geval tweemaal met geschoeide voet in haar gezicht heeft geschopt terwijl [benadeelde] op de grond lag. Op de foto's van het letsel (die zich in het dossier bevinden) is te zien dat er twee in verschillende standen geplaatste afdrukken van de schoenzool van verdachte op de linkerzijde van het gelaat van het slachtoffer staan. Het hof leidt hieruit af dat verdachte het slachtoffer met kracht in haar gezicht heeft geschopt. Het slachtoffer heeft ter zitting van het hof ook verklaard dat verdachte haar in haar gezicht heeft geschopt. Gezien het vorenstaande mist het verweer van de raadsman - dat verdachte het slachtoffer enkel tegen de onderkant van haar kaak heeft geschopt, c.q. slechts éénmaal in het gelaat heeft geschopt - feitelijke grondslag.
De gedraging van verdachte - te weten het meermalen en met kracht met geschoeide voet schoppen tegen een kwetsbaar onderdeel van menselijke lichaam, namelijk in het gezicht van het op de grond liggende slachtoffer - kan naar het oordeel van het hof naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [benadeelde] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Contra-indicaties hiervoor heeft het hof niet aangetroffen. Gelet op vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijke opzet had op de dood van [benadeelde].
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1 primair:
hij in de periode van 12 januari 2011 tot en met 13 januari 2011 te [plaats], in een wonig gelegen aldaar aan de [straat], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde],
- met kracht twee klappen tegen het hoofd heeft gegeven en
- die [benadeelde] vervolgens van de woonkamer naar de slaapkamer heeft gesleept en
- met geschoeide voet die [benadeelde] meermalen met kracht tegen het hoofd en/of tegen het gezicht heeft geschopt en vervolgens
- die [benadeelde] op een bed heeft gegooid en over die [benadeelde] heen is gaan zitten en vervolgens met kracht de keel van die [benadeelde] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op 6 november 2010 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon te weten [benadeelde] met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen waardoor deze pijn heeft ondervonden;
feit 3 subsidiair:
hij op 1 januari 2011 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde], meermalen met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 4 subsidiair:
hij op 19 augustus 2010 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [benadeelde], met gebalde vuist een klap in het gezicht gegeven en de linkervoet van die [benadeelde] heeft beetgepakt en omgedraaid en die [benadeelde] in het gezicht heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
het onder 2, 3 subsidiair en 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op, telkens:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich binnen een periode van 6 maanden driemaal schuldig gemaakt aan een mishandeling van zijn toenmalige vriendin [benadeelde]. Tevens heeft verdachte in die periode gepoogd zijn vriendin van het leven te beroven door haar (onder andere) meermalen in het gezicht te schoppen. Door deze laatste gedraging van verdachte heeft [benadeelde] - onder andere - een dubbele kaakbreuk opgelopen waar aan ze inmiddels al tweemaal is geopereerd. Ter zitting van het hof heeft aangeefster verklaard dat ze binnenkort wederom een operatie aan haar kaak moet ondergaan. Het hof is van oordeel dat verdachte door aldus te handelen ernstig gewelddadig gedrag heeft getoond jegens zijn vriendin en dat hij haar lichamelijke integriteit in ernstig mate heeft geschonden. De omstandigheid dat het slachtoffer voor verdachte, gelijk hij ook heeft erkend, fysiek geen enkele partij vormde, rechtvaardigt de kwalificatie van verdachtes optreden jegens het slachtoffer als buitengewoon laf. Daarnaast hebben deze geweldshandelingen van verdachte - blijkens de vordering van de benadeelde partij en de ter zitting van het hof afgelegde slachtofferverklaring - ook in psychisch opzicht diepe sporen nagelaten.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 6 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, waaronder een mishandeling van zijn toenmalige echtgenote.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent blijkt uit de over de verdachte door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) opgemaakt rapport van 27 april 2011.
Uit het rapport van VNN komt naar voren dat de verdachte op de meeste leefgebieden problemen heeft en dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat. De onderhavige delicten zijn alle gepleegd terwijl verdachte verkeerde onder invloed van alcohol. Uit het hiervoor genoemde rapport blijkt dat verdachte een ernstig alcoholprobleem heeft. Verdachte onderkent dit probleem. Voorafgaande aan de onderhavige delicten heeft verdachte zichzelf aangemeld voor een langer durende opname in een verslavingskliniek. Door het plegen van de onderhavige delicten is de geplande opname niet doorgegaan. Uit het genoemde rapport blijkt dat verdachte sterk gemotiveerd is om een klinische behandeling te ondergaan. Ter zitting van het hof heeft verdachte dit bevestigd en heeft verdachte aangegeven dat hij zijn best wil doen zijn leven anders in te richten.
Gezien het feit dat verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor een klinische behandeling en het feit dat er niet eerder een behandeling in een strafrechtelijk kader aan verdachte is opgelegd zal het hof aan verdachte - zoals geadviseerd door VNN - een klinische behandeling bij het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) te Eelde, dan wel een soortgelijke instelling, als bijzondere voorwaarde opleggen bij het voorwaardelijke deel van de na te noemen straf.
De raadsman heeft ter zitting gepleit om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 12 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof acht echter, gezien de ernst van de feiten en dan met name het onder 1 primair bewezen verklaarde feit, een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Het hof zal de straf zoals geëist door de advocaat-generaal iets matigen, zodat de opname in het IMC te Eelde eerder kan plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde, een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 4.225,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 25 april 2008, parketnummer 17-880121-08, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 36f, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van de stichting Reclassering Nederland (Verslavingszorg Noord Nederland) te Leeuwarden en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven;
- dat verdachte zich laat opnemen in de door de reclassering genoemde instelling, te weten het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) te Eelde - of een soortgelijke instelling - voor verpleging voor de duur van ten hoogste de duur van de proeftijd of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering het wenselijk acht;
Geeft voornoemde reclasseringsinstelling opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 4.225,00 (vierduizend tweehonderdvijfentwintig euro) bestaande uit EUR 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro) materiële schade en EUR 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 4.225,00 (vierduizend tweehonderdvijfentwintig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 52 (tweeënvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 25 april 2008, parketnummer 17-880121-08, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) dagen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 13 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.