ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7385

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000453-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak inzake wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze ontbindingszaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De zaak betreft de veroordeelde die in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 5 maart 2008 opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door een hennepkwekerij te exploiteren. De politierechter had eerder een vonnis uitgesproken op 19 februari 2009, waarin de veroordeelde werd veroordeeld tot straf. Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde geschat op € 61.472,92, maar heeft dit bedrag verlaagd met € 5.000,- vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om € 40.254,09 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Het hof heeft zich gebaseerd op rapporten die de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel onderbouwen, waaronder het rapport van A. Veltman en het BOOM-rapport. De berekeningen zijn gemaakt op basis van de opbrengsten van de hennepkwekerij, waarbij de bruto opbrengst van de zeecontainer en de kelder is vastgesteld. De kosten die in mindering zijn gebracht, omvatten afschrijvingskosten en elektriciteitskosten, waarbij het hof zich heeft aangesloten bij de berekeningen van de advocaat-generaal. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten uit zijn handelen en heeft de vordering van de officier van justitie in grote lijnen gevolgd, maar met een aanpassing van het te betalen bedrag.

De beslissing van het hof om het vonnis van de politierechter te vernietigen en opnieuw recht te doen, is gebaseerd op de vaststelling dat de berechting in hoger beroep niet binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden. Het hof heeft de draagkracht van de veroordeelde beoordeeld en het verweer hierover verworpen, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat de veroordeelde geen draagkracht heeft. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat van toepassing was ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000453-09
Uitspraak d.d.: 12 oktober 2011
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 19 februari 2009 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Vordering
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 61.472,92 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 81.494,34 en dat het hof het door de veroordeelde aan de Staat te betalen bedrag ook vaststelt op € 81.494,34.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij vonnis van politierechter in de rechtbank Groningen van
19 februari 2009 (parketnummer 18-652299-08) onder meer terzake van het in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 5 maart 2008 opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 aanhef en onder b van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
In het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van de rapporteur A Veltman, d.d. 10 november 2008, wordt uitgegaan van 7 geslaagde oogsten (2 oogsten in de kelder en 5 oogsten in de zeecontainer). Het hof sluit zich - gelet op de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring op 7 maart 2008 (pagina 44 van het dossier) en de bewezen verklaarde pleegperiode - hierbij aan. Op grond van het rapport "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, standaardberekening en normen van het BOOM" (BOOM-rapport) van april 2005 is berekend dat veroordeelde een voordeel van € 61.472,92 heeft behaald.
Het hof sluit zich ook voor het overige aan bij het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, behalve voor wat betreft de berekende elektriciteitskosten en met dien verstande dat het hof voor de verkoopprijs van een kilo hennep (ook) uitgaat van hetgeen daaromtrent in het BOOM-rapport is vermeld, en niet van de door Veltman gehanteerde prijzen van het Nationaal Netwerk Drugsexpertise.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Bruto opbrengst
Zeecontainer:
83 planten x 5 oogsten x 28,2 (gram hennep per plant) = 11703 gram (totale hoeveelheid hennep zeecontainer).
11703 x € 2,37 (gemiddelde opbrengst per gram) = € 27.736,11 (opbrengst zeecontainer)
Kelder:
190 planten x 2 oogsten x 28,2 (gram hennep per plant) = 10716 gram (totale hoeveelheid hennep kelder).
10716 x € 2,37 (gemiddelde opbrengst per gram) = € 25.396,92 (opbrengst kelder)
Totaal bruto opbrengst: € 27.736,11 + € 25.396,92 = € 53.133,03
Kosten
Ten aanzien van de berekende kosten gaat het hof voor wat betreft de afschrijvingskosten en de variabele kosten uit van het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij:
Zeecontainer:
- Afschrijvingskosten : € 750,00 (€ 150,- per oogst)
- Variabele kosten : € 1.826,00 + (€ 4,40 per plant x 5 oogsten)
Totaal : € 2.576,00
Kelder:
- Afschrijvingskosten : € 300,00 (€ 150 per oogst)
- Variabele kosten : € 1.672,00 + (€ 4,40 per plant x 2 oogsten)
Totaal : € 1.972,00
Totaal afschrijvingskosten en variabele kosten: € 2.576,00 + €1.972,00 = € 4.548,00.
Elektriciteitskosten:
Ten aanzien van de elektriciteitskosten sluit het hof zich aan bij de berekening van de advocaat-generaal, in die zin dat het hof slechts de kosten die daadwerkelijk tot voordeel hebben geleid (en derhalve niet de kosten van de mislukte oogsten) van de bruto opbrengst zal aftrekken.
De factuur die door veroordeelde aan Essent is voldaan betreft een bedrag van € 8.830,20, waarvan € 7.580,54 aan verbruikte energie. Essent heeft berekend dat het huishouden 19.718 Kwh en de kwekerij 53.951 Kwh heeft verbruikt. Uitgaande van 5 geslaagde oogsten in de zeecontainer en 2 geslaagde oogsten in de kelder, komen de volgende kosten voor aftrek in aanmerking:
- 5/6 van 83 (planten) + 2/4 van 190 (planten) = 164,16
- 164,16 / (83 + 90) = 0,60
- 0,60 x € 5.551,56 (totale kosten hennepkwekerij) = € 3.330,94 (totaal elektriciteitskosten geslaagde oogsten).
Totaal kosten: € 4.548,- + € 3.330,94 = € 7.878,94.
Netto verkregen voordeel:
Opbrengst zeecontainer : € 27.736,11
Opbrengst kelder : € 25.396,92 +
Bruto opbrengst : € 53.133,03
Kosten : € 7.878,94 -
Netto opbrengst : € 45.254,09
Het hof schat het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve op een bedrag van € 45.254,09
Nu de berechting in hoger beroep echter niet heeft plaatsgevonden binnen 2 jaar - er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 8 maanden - zal het hof op voormeld bedrag € 5.000,- in mindering brengen.
Het hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om € 40.254,09 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
Draagkracht
Het hof verwerpt het gevoerde draagkrachtverweer, omdat niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde geen draagkracht heeft en naar redelijke verwachting ook in de toekomst niet zal hebben.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 45.254,09 (vijfenveertigduizend tweehonderdvierenvijftig euro en negen cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 40.254,09 (veertigduizend tweehonderdvierenvijftig euro en negen cent).
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. K. Lahuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 12 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.