ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7351
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van bijstandsfraude door gebrek aan bewijs van opzet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1962 en woonachtig in [woonplaats], werd beschuldigd van bijstandsfraude, omdat zij zou hebben nagelaten om melding te maken van haar samenwoonsituatie met medeverdachte [medeverdachte]. De tenlastelegging betrof het opzettelijk niet verstrekken van noodzakelijke gegevens aan de uitkeringsinstantie, wat zou hebben geleid tot onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen.
Tijdens de zitting op 28 september 2011 heeft het hof de zaak onderzocht, waarbij de advocaat-generaal een werkstraf van 180 uren, waarvan 70 uren voorwaardelijk, heeft geëist. De verdachte heeft echter ontkend schuldig te zijn aan de tenlastegelegde feiten en heeft verklaard dat zij altijd openheid van zaken heeft gegeven over haar woonsituatie. Het hof heeft vastgesteld dat er in 2004 een huisbezoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen gezamenlijke huishouding was. Bovendien is er geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van een gezamenlijke huishouding die in 2006 door de uitkeringsinstantie was vastgesteld.
Het hof concludeert dat er niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich bewust was van de noodzaak om melding te maken van haar samenwoonsituatie. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat zij opzettelijk heeft nagelaten om de benodigde informatie te verstrekken. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.