ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7303

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002663-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • T.H. Bosma
  • J.A. Wiarda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was aangeklaagd voor (poging tot) ontucht, waarbij hij zou hebben geprobeerd een slachtoffer te dwingen tot ontuchtige handelingen op 9 mei 2009 in de gemeente Leek. De advocaat-generaal had een werkstraf van 40 uren geëist. Tijdens de zitting heeft het hof het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij het hof zich baseerde op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen. Het hof kwam tot de conclusie dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende wettig en overtuigend bewijs boden voor de beschuldigingen. De verdachte had weliswaar het slachtoffer aangeraakt, maar ontkende de intentie te hebben gehad om ongepaste handelingen te verrichten. Het hof oordeelde dat het feit dat het slachtoffer de aanraking als ongewenst had ervaren, niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002663-10
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 10 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1961],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het subsidiair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 40 uren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.M. Rietveldt, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2009, in de gemeente Leek, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het aanraken, bevoelen en/of betasten van de borsten van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte voormelde handeling(en) zodanig snel, plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer] niet in staat was die handeling(en) af te weren of daaraan weerstand te bieden;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 9 mei 2009, in de gemeente Leek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), met voormeld oogmerk, plotseling en/of onverhoeds met zijn handen onder het shirt van die [slachtoffer] is gegaan, althans met zijn handen in de richting van de borsten van die [slachtoffer] is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Ten aanzien van hetgeen zich op 9 mei 2009 te Leek heeft afgespeeld gaat het hof uit van het relaas van aangeefster ten overstaan van de getuige [getuige 1], een dag na het gebeuren. Destijds heeft zij tegenover deze getuige aangegeven dat verdachte haar had aangeraakt en dat zij dit had kunnen afweren, maar dat hij anders haar borsten zou hebben aangeraakt. Zij heeft tegenover deze getuige echter ook verklaard dat [verdachte] het aanraken ook wel uit "enthousiasme" gedaan zou kunnen hebben "zonder dat hij hier wat mee bedoelde". In hetzelfde gesprek met de getuige heeft aangeefster aangegeven dat het hele gebeuren zo'n indruk op haar had gemaakt, omdat zij zoveel had meegemaakt. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting van de politierechter en het hof verklaard dat hij aangeefster weliswaar (bij de schouders) heeft aangeraakt, maar ten stelligste ontkend de intentie te hebben gehad haar borsten aan te raken. Gelet op het voorgaande levert de aangifte alsmede de verklaring van getuige [getuige 2] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om van ontucht te kunnen spreken. Het feit dat het slachtoffer de aanraking als ongewenst heeft ervaren doet aan het vorenstaande niet af.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 6 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.