ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7301

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000415-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • T.H. Bosma
  • J.A. Wiarda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing met bedreiging met een vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1971 en wonende in [woonadres], werd beschuldigd van afpersing. De feiten dateren van 15 januari 2002, toen de verdachte in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] onder bedreiging van geweld dwong tot de afgifte van een SIM-kaart. De verdachte toonde een pistool, of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan [slachtoffer], wat leidde tot een ernstige inbreuk op diens psychische integriteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder in Nederland was veroordeeld voor een strafbaar feit, wat in zijn voordeel werd meegewogen.

Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis van de rechtbank had gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De bewezenverklaring was gebaseerd op wettige bewijsmiddelen, waaruit bleek dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, aangezien er geen omstandigheden zijn gebleken die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ondanks het tijdsverloop sinds het delict, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf van 10 weken, zoals eerder opgelegd door de rechtbank, te handhaven. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, met name artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht, in acht genomen bij het nemen van deze beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000415-10
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 23 september 2002 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te 20099 [woonadres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 10 september 2010 en 22 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2002, in de gemeente [gemeente] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van SIM-kaart, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, dreigend en/of vreesaanjagend, een pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, uit zijn jas en/of van onder zijn broeksband, althans uit of van onder zijn kleding heeft gehaald, in ieder geval tevoorschijn heeft gehaald, en/of zichtbaar voor die [slachtoffer] op een tafel heeft gelegd, althans heeft getoond aan die [slachtoffer].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 januari 2002, in de gemeente [gemeente] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een SIM-kaart, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, dreigend en vreesaanjagend een pistool van onder zijn broeksband heeft gehaald en zichtbaar voor die [slachtoffer] op een tafel heeft gelegd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing van [slachtoffer] door dreigend een pistool op tafel te leggen, waardoor die [slachtoffer] werd gedwongen tot de afgifte van een
SIM-kaart. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van [slachtoffer].
Blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 juli 2011 is verdachte in Nederland niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof heeft voorts in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover deze uit het dossier zijn gebleken.
Gelet op de ernst van het feit en de geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting in aanmerking genomen, ligt een gevangenisstraf van een aanmerkelijk langere duur dan de rechtbank heeft opgelegd, in de rede. Nu er echter sprake is van een fors tijdsverloop, het feit is in 2002 gepleegd, ziet het hof thans geen aanleiding meer om af te wijken van de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf. Een gevangenisstraf van na te melden duur acht het hof passend en ook geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 6 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.