GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000826-11
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 12 april 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 17-755883-08, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de strafoplegging, in die zin dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.C. van Linde, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de strafoplegging.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op dat onderdeel worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een nacht schuldig gemaakt aan een aantal strafbare feiten. Verdachte heeft op 12 december 2010 rond 04.45 uur ingebroken bij een juwelier te [plaats]. Hiertoe heeft hij een etalageruit vernield, zodat verdachte vervolgens een aantal sieraden uit de etalage kon wegnemen. Omstreeks 05.00 uur heeft verdachte een bedrijfsauto gestolen uit een autobedrijf dat gevestigd is in [plaats]. Verdachte is hiertoe met de gestolen auto door een half geopende roldeur van het pand gereden. Terwijl verdachte in de gestolen auto reed, is hij achtervolgd door de politie. Gedurende deze achtervolging heeft verdachte getracht verbalisanten, die als bestuurder en passagier optraden van de politieauto die verdachte achtervolgde, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met zijn auto plotseling naar de linkerrijstrook uit te wijken waar de politieauto zich op dat moment bevond. Vervolgens heeft verdachte bij zijn aanhouding, gedurende het daaropvolgende transport naar het politiebureau en in het politiebureau een drietal verbalisanten met de dood dan wel zware mishandeling bedreigd.
Verdachte heeft zich zodoende ernstig misdragen en heeft zich kennelijk bij geen van de door hem gepleegde strafbare feiten rekenschap gegeven van de gevolgen voor de slachtoffers. Zijn handelen getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor (het optreden van) politieagenten. Verdachte heeft op geen enkele wijze inzicht willen verschaffen in zijn persoon en in de achtergrond van zijn daden, ook niet nadat hij daartoe ter zitting van het hof uitdrukkelijk is uitgenodigd. Het hof heeft wat betreft de persoon van verdachte (derhalve) slechts acht kunnen slaan op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 16 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder vermogens- en geweldsmisdrijven.
Alles afwegende, mede in ogenschouw nemende de (landelijke) oriëntatiepunten en richtlijnen die in het kader van de afdoening van de bewezen verklaarde feiten bestaan, acht het hof - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden passend en geboden. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.
Het hof verenigt zich met de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan verdachte voorwaardelijk opgelegde straf en de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en zal het vonnis (ook) in zoverre bevestigen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft - bij de oplegging van de gevangenisstraf - gelet op de artikelen 45, 57, 285, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van aan verdachte opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra, griffier,
en op 6 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.