ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7277

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000638-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.H. Bosma
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • J.A. Wiarda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot MDMA

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1972 en wonende in [woonplaats], werd op 7 juli 2010 aangehouden op verdenking van vernieling. Tijdens de insluitingsfouillering werden 11 pillen aangetroffen die MDMA bevatten, verstopt in een tasje dat aan de broekriem van de verdachte was bevestigd. De verdachte ontkende dat de pillen van hem waren en stelde dat ze door een ander in zijn tasje waren gestopt. De raadsman voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte op het aanwezig hebben van de pillen.

Het hof oordeelde dat de enkele suggestie van de raadsman niet voldoende was om aan te nemen dat de pillen niet van de verdachte waren. Gezien de omstandigheden waaronder de pillen zijn aangetroffen, concludeerde het hof dat de verdachte opzettelijk de 11 pillen met MDMA aanwezig had. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 22 uren, subsidiair 11 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het feit, en oordeelde dat een geldboete niet passend zou zijn.

De uitspraak van het hof is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is op 6 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000638-11
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 18 maart 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van 22 uren, subsidiair 11 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. D.C. Keuning, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2010, te en in de gemeente [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter zitting van het hof betoogd - zakelijk weergegeven - dat niet bewezen kan worden dat verdachte de 11 pillen, die MDMA bleken te bevatten, opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet uit te sluiten is dat de pillen, die in een tasje zijn aangetroffen dat aan de broek van verdachte was bevestigd, daarin door een ander zonder medeweten van verdachte zijn gedeponeerd. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte werd op 7 juli 2010 aangehouden op verdenking van vernieling. Bij de insluitingsfouillering van verdachte zijn vervolgens pillen gevonden die MDMA bleken te bevatten. Die pillen zijn aangetroffen in een klein tasje, waarin ook andere goederen van verdachte waren opgeborgen, zoals een mobiele telefoon. Dit tasje was door middel van een musketonhaak bevestigd aan een lus van de broek(riem) van verdachte. Verdachte heeft bij de politie geen verklaring willen afleggen over de aangetroffen pillen en heeft daarover ter zitting van de politierechter enkel verklaard dat de pillen wel in zijn tasje zaten, maar niet van hem waren. Over het tasje heeft verdachte op die zitting verklaard dat daarin onder meer zijn mobiele telefoon, rijbewijs en pasjes zaten.
De stelling van de raadsman, dat niet uit te sluiten is dat de aangetroffen pillen door een ander dan verdachte in het tasje zijn gestopt, is (aldus) niet nader onderbouwd. Nu de enkele suggestie dat de mogelijkheid bestaat dat een ander dan verdachte de pillen in het tasje van verdachte heeft gedeponeerd, onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een andere lezing dan dat de aangetroffen pillen van verdachte waren, schuift het hof de door de raadsman geopperde lezing terzijde. Gelet op de plaats waar de pillen zijn aangetroffen, te weten in een klein tasje dat aan de broekriem(lus) van verdachte was bevestigd en waarin zich meerdere goederen van verdachte bevonden, acht het hof voorts bewezen dat verdachte - in ieder geval in voorwaardelijke zin - het opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van de 11 MDMA bevattende pillen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juli 2010 te en in de gemeente [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad 11 pillen bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft opzettelijk pillen aanwezig gehad die de stof MDMA bevatten. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke verdovende middelen schadelijk kunnen zijn en risico's meebrengen voor de gezondheid van gebruikers en mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving veroorzaakt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d.11 juli 2011 is verdachte eerder voor (andersoortige) strafbare feiten veroordeeld.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen ter terechtzitting door de raadsman namens verdachte naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf. Deze werkstraf is passend. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een geldboete.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van de Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 11 (elf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 6 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.