ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7271

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001412-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens uitkeringsfraude en opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte had gedurende een lange periode een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangen, terwijl hij ook inkomsten uit arbeid had. Dit leidde tot de veroordeling van de verdachte wegens het niet opgeven van de juiste gegevens aan de uitkeringsinstantie, wat in strijd was met zijn wettelijke verplichtingen. De advocaat-generaal had een werkstraf van 140 uren geëist, subsidiair 70 dagen hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 juni 2006 tot en met 31 januari 2008 opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat kon leiden tot bevoordeling van zichzelf of een ander. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 140 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn strafblad, waaruit bleek dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 22c, 22d, 47 en 227b van het Wetboek van Strafrecht en artikel 17 van de Wet werk en bijstand.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001412-10
Uitspraak d.d.: 3 oktober 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 18 maart 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats] ([adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van honderdveertig uren, subsidiair zeventig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2006 tot en met 31 januari 2008, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, in strijd met een hem/hen bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 Wet werk en bijstand (WWB), (telkens) opzettelijk heeft/hebben nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte en/of zijn mededader wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes en/of verdachtes mededader, althans eens anders, recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte en/of verdachtes mededader (telkens) verzwegen en/of niet opgegeven dat hij gedurende bovengenoemde periode werkzaamheden had verricht en/of inkomsten had ontvangen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 19 juni 2006 tot en met 31 januari 2008, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 Wet werk en bijstand (WWB), telkens opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes en verdachtes mededaders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers hebben verdachte en verdachtes mededader verzwegen en niet opgegeven dat hij (verdachte) gedurende bovengenoemde periode werkzaamheden had verricht en inkomsten had ontvangen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming danwel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, in de periode van 19 juni 2006 tot en met 31 januari 2008 schuldig gemaakt aan - kortgezegd - uitkeringsfraude. Verdachte heeft opzettelijk nagelaten aan de uitkeringsverlenende instantie door te geven dat hij werkte en dat hij daaruit een inkomen genoot. Hierdoor is het voor de uitkeringsverlenende instantie onmogelijk geweest verdachtes recht op een uitkering te bepalen. Verdachte heeft dusdoende het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, geschaad.
Het hof neemt bij de strafoplegging in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 14 juni 2011 niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan uit de stukken in het dossier is gebleken.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal geëiste en in eerste aanleg opgelegde werkstraf voor de duur van honderdveertig uren een passende bestraffing is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47 en 227b van het Wetboek van Strafrecht en artikel 17 Wet werk en bijstand.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 70 (zeventig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.