ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7267

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002752-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling wegens mishandeling in supermarkt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van twee personen, te weten een klant van een supermarkt en de assistent-bedrijfsleider. De mishandelingen vonden plaats op 4 december 2009, nadat de klant de verdachte had beticht van betrokkenheid bij winkeldiefstal. De verdachte reageerde hierop door de klant te slaan en, toen de assistent-bedrijfsleider ingreep, ook hem te mishandelen. Het hof heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De beslissing van het hof is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de ernst van de gepleegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte strafbaar heeft verklaard voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002752-10
Uitspraak d.d.: 3 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1976],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van een maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr. E.P.H. van Esser, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
zij op of omstreeks 4 december 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) (meermalen) op/tegen haar neus en/of haar mond, in ieder geval haar gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
zij op of omstreeks 4 december 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (met kracht) tegen/op zijn borst en/of armen werd geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
zij op 4 december 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met kracht tegen haar neus en haar mond heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 2:
zij op 4 december 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met kracht tegen zijn borst en armen heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op 4 december 2009 werd door [slachtoffer 1] als klant van een supermarkt over verdachte verklaard dat zij mogelijk betrokken was bij diefstal van goederen uit die supermarkt. Verdachte was op dat moment al door de assistent bedrijfsleider ([slachtoffer 2]) van die supermarkt aangesproken, en zij waren onderweg naar het kantoor van die supermarkt. Verdachte was het niet eens met de uitingen van de genoemde klant en heeft haar vervolgens mishandeld. Toen de assistent bedrijfsleider verdachte daarvan wilde weerhouden, heeft zij ook hem mishandeld.
Door het plegen van deze feiten heeft verdachte de lichamelijke integriteit van de klant en de assistent bedrijfsleider geschonden.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2011 blijkt dat verdachte verschillende keren eerder, en onder meer wegens geweldgerelateerde delicten, is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande zou in beginsel oplegging van de in eerste aanleg opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken op zijn plaats zijn. Gelet evenwel op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, en de omstandigheid dat zij inmiddels gedurende langere tijd geen nieuwe feiten heeft gepleegd, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.