GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002742-10
Uitspraak d.d.: 3 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 11 november 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-654976-07, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1956],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, alsmede tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. C. Eenhoorn, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2915, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, (waaronder 87 moederplanten en 2828 hennepstekken) in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van in totaal 2915 hennepplanten (waaronder 87 moederplanten en 2828 hennepstekken), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte had op 3 juni 2009 in zijn garage 2915 hennepplanten aanwezig. Gelet op de oriëntatiepunten met betrekking tot hennepteelt zou voor het aanwezig hebben van een kwekerij van een dergelijke omvang in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken op zijn plaats zijn. Dit uitgangspunt is gebaseerd op het aantal aanwezige planten, en het maakt - anders dan de raadsman heeft betoogd - voor het bepalen van straf niet uit dat het grootste deel van de aangetroffen planten stekken waren.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2011 blijkt dat verdachte niet alleen ruim een jaar eerder is veroordeeld terzake van een soortgelijk delict, maar ook dat hij eerder wegens soortgelijke en andersoortige strafbare feiten werd veroordeeld. Dergelijke specifieke recidive werkt strafverhogend.
De raadsman heeft bepleit dat oplegging van een gevangenisstraf de situatie voor verdachte, gelet op zijn problematische gezondheidstoestand, uitzichtloos en onoverzichtelijk zou maken. Hij heeft daarom het hof gevraagd om een werkstraf op te leggen. De omstandigheid dat verdachte blijft recidiveren, waarbij het ook nog om een groot aantal planten gaat, maakt dat het hof het verzoek om oplegging van een werkstraf passeert. Verdachte kreeg begin 2008 wegens soortgelijke delicten al een werkstraf opgelegd naast een hoge voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft zich er desondanks niet van laten weerhouden om weer ernstig de fout in te gaan. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet worden afgezien van oplegging van na te melden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Groningen van 28 maart 2008, parketnummer 18-654976-07, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Groningen van 28 maart 2008, parketnummer 18-654976-07, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.