ECLI:NL:GHLEE:2011:BT7252

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002693-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met de dood en werkstraf opgelegd aan verdachte na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte is beschuldigd van het bedreigen van een persoon met de dood, gepleegd op 22 en 23 april 2010. De bedreigingen werden gedaan via voicemailberichten, waarin de verdachte dreigende woorden uitsprak. De advocaat-generaal vorderde een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de verklaringen van de aangever en getuigen, die de stem van de verdachte herkenden. Het hof heeft het verweer van de verdediging, dat de stemherkenning niet voor bewijs gebruikt mocht worden, verworpen. Het hof oordeelde dat de herkenning door de getuigen voldoende was, ondanks dat zij geen specifieke deskundigheid op het gebied van stemherkenning hadden. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf van veertig uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte vrijsprak van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de bedreigingen en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002693-10
Uitspraak d.d.: 3 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 12 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1957],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Niens, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 22 april 2010 tot en met 23 april 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
- op 22 april 2010 - "jullie leven niet lang meer. Jullie kunnen erop verdachte wezen. Binnen 24 uur leef je niet meer. Ha je geen asem meer"
en/of
- op 23 april 2010 - "ik kom vandaag naar jullie en er wordt afgerekend. Dat wordt zo'n beetje tussen de middag", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsverweer
De raadsman heeft betoogd dat herkenning van de stem van verdachte door de aangevers [slachtoffer] en [getuige] en door de verbalisant [verbalisant] niet voor het bewijs mag worden gebruikt, omdat deze personen niet deskundig zijn op het gebied van stemherkenning.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
[slachtoffer] en [getuige] kennen verdachte al lange tijd, ook voordat het onderhavige feit werd gepleegd. Dat zij op het gebied van stemherkenning niet beschikken over specifieke deskundigheid maakt niet, dat de herkenning door [slachtoffer] en [getuige] van de stem van - de hun bekende - verdachte als degene die de beide onderhavige boodschappen heeft ingesproken op de voicemail van de telefoon van [slachtoffer] ongeschikt zou zijn om voor het bewijs te worden gebruikt. Het hof passert het verweer in zoverre.
Met betrekking tot de verbalisant [verbalisant] ligt dat anders. Van haar is slechts bekend dat zij op 28 april 2010 de beide voicemailberichten heeft beluisterd, en dat zij vervolgens op 7 mei 2010 verdachte heeft gehoord. Onder dergelijke omstandigheden kan niet worden uitgesloten dat bij de herkenning van de stem van verdachte een vergissing is gemaakt. Het hof zal daarom het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL033T 2010024700-7, waarin verbalisant [verbalisant] de stemherkenning relateert, niet voor het bewijs gebruiken.
Bewijsmiddelen
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen:
1. een proces-verbaal van aangifte met nummer PL033T 2010024700-1, d.d. 23 april 2010 door de opsporingsambtenaar [naam] in de wettelijke vorm opgemaakt - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende:
als verklaring van aangever [slachtoffer]:
Tussen 9 april 2010 en 23 april 2010 werd op de [adres] te [plaats], binnen de gemeente [gemeente], een bedreiging gepleegd.
Gisteravond, 22 april 2010, omstreeks 21:00 uur belde verdachte ons op ons GSM-nummer. Mijn vriendin, [naam vriendin], nam op. Om 21:30 uur werd er weer gebeld. Deze hebben wij niet opgenomen. Later belden we met de voicemail omdat er een bericht was ingesproken. Dit bleek de stem van verdachte te zijn. Wij hoorden hem iets zeggen van: "Jullie leven niet lang meer. Binnen 24 uur zijn jullie dood."
Vanmorgen, 23 april 2010, hadden we weer een voicemailbericht op de GSM. Hierop stond weer de stem van verdachte. Hij zei iets in de trant van: "Ik kom vandaag bij jullie. Er wordt afgerekend tegen de middag." Ik voel mij hierdoor ernstig bedreigd. Ik weet waartoe verdachte in staat is. Hij heeft al vaker geschoten. Ik durf ook niet thuis te blijven.
2. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL037A 2010024700-4, d.d. 28 april 2010 door de opsporingsambtenaar [verbalisant] in de wettelijke vorm opgemaakt - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende:
als verklaring van getuige [getuige]:
Afgelopen donderdag, 22 april 2010, omstreeks 21:00 uur werd er gebeld op het mobiele telefoonnummer van mijn vriend, [slachtoffer]. Ik na de telefoon aan en herkende de stem van verdachte. Ik heb de stem vaak genoeg gehoord. Helemaal door de telefoon. Ik herken hem uit duizenden. Ik zag dat verdachte belde met het telefoonnummer 0513-851701. Ik zag dit op de display van de telefoon. Omstreeks 21:30 uur dezelfde avond belde verdachte weer. Ik nam het telefoontje niet aan. Daardoor schakelde de voicemail in. Later hoorde ik welk bericht daarop was ingesproken, namelijk het volgende: "Jullie leven niet lang meer. Binnen vierentwintig uur zijn jullie dood." Op vrijdag 23 april 2010, omstreeks 10:00 uur hoorde ik dat er op 23 april 2010 omstreeks 07:30 uur een voicemailbericht was achtergelaten. Ik hoorde weer de stem van verdachte. Ik hoorde dat hij zei: "Ik kom vandaag bij jullie. Er wordt afgerekend. Tegen de middag."
3. een proces-verbaal van beindingen met nummer PL037A 2010024700-2, d.d. 28 april 2010 door de opsporingsambtenaar [verbalisant] in de wettelijke vorm opgemaakt
- zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisant:
Op 28 april 2010 luisterde ik naar twee voicemailberichten, welke een kopie zijn van de voicemailberichten waarop de bedreigingen geuit worden waarvan op 23 april 2010 aangifte is gedaan door [slachtoffer] onder nummer 2010024700.
Ik hoorde dat het eerste voicemailbericht de volgende tekst bevatte:
Jullie leven niet lang meer [...] Jullie kunnen erop verdacht wezen. Binnen vierentwintig uur leef je niet meer. Ha je geen asem meer."
Ik hoorde vervolgens dat het tweede voicemailbericht de volgende tekst bevatte:
"Ik kom vandaag naar jullie en er wordt afgerekend. Dat wordt zo'n beetje tussen de middag".
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op twee tijdstippen in de periode van 22 april 2010 tot en met 23 april 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
- (op 22 april 2010) "Jullie leven niet lang meer. Jullie kunnen erop verdacht wezen. Binnen 24 uur leef je niet meer. Ha je geen asem meer"
en
- (op 23 april 2010) "Ik kom vandaag naar jullie en er wordt afgerekend. Dat wordt zo'n beetje tussen de middag".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de bewezen verklaarde periode [slachtoffer] bedreigd met de dood en daarmee gevoelens van angst en onveiligheid bij hem veroorzaakt. Het hof rekent dat verdachte aan, temeer omdat uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2011 blijkt dat verdachte al eerder wegens - onder meer - geweldsdelicten is veroordeeld tot (deels) onvoorwaardelijke straffen.
Het hof is van oordeel dat de in eerst aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal opnieuw gevorderde straf passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 3 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.