ECLI:NL:GHLEE:2011:BT6771

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001380-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van laptop en levensmiddelen met voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van een laptop en een pakje wraps. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 mei 2011 samen met een ander een laptop heeft gestolen uit een woning, en op 5 april 2011 een pakje wraps uit een supermarkt. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening, maar dit verweer werd door het hof verworpen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldingsgebod en verplichte medewerking aan een diagnosestelling en klinische behandeling bij 'de Stap' te Assen. Het hof gelastte ook de tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen. De beslissing is genomen na onderzoek op de terechtzittingen van 11 augustus en 21 september 2011, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de omstandigheden van de verdachte. Het hof oordeelde dat de straf in overeenstemming is met de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte, die een uitgebreide strafrechtelijke documentatie heeft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor de verdachte, ondanks zijn ontkenning van de delicten.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummers: 24-001380-11, 18-670156-10 (tul) en 18-670357-10 (tul)
Uitspraak d.d.: 5 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 4 juli 2011 en de van dat vonnis deeluitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 18-670156-10, 18-670357-10, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
ingeschreven staand en thans verblijvende in [verblijfplaats], T[adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 augustus 2011 en 21 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden ten behoeve van het reclasseringscontact een meldingsgebod, verplichte medewerking aan een diagnosestelling en klinische behandeling bij 'de Stap' te Assen. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof tenuitvoerlegging zal gelasten van de eerder voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden (met parketnummer 18-670156-10) en de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden (met parketnummer 18-670357-10). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. L.S. Wachters, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 6 mei 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan [straat] heeft weggenomen een laptop (merk Medion), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 2:
hij op of omstreeks 05 april 2011, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pakje wraps, althans levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof ter zake van het ten laste gelegde onder 2 het verweer gevoerd dat verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had op het moment dat hij de wraps meenam uit de winkel, omdat verdachte op dat moment versuft, afwezig en in de war was. De raadsvrouw heeft zich ter onderbouwing van haar betoog onder meer gebaseerd op opmerkingen van een bij het verhoor betrokken verbalisant, de verklaring van verdachte en haar eigen waarneming.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De constateringen die door de raadsvrouw zijn gebruikt ter onderbouwing van haar betoog zijn gedaan nadat het feit was gepleegd en zien alleen op de situatie nadat verdachte de wraps had weggenomen. Zij hebben derhalve geen zeggingskracht ten aanzien van de gemoedstoestand van verdachte ten tijde van de wegnemingshandeling. Nu voorts niet feitelijk door de raadsvrouw is onderbouwd dat verdachte ten tijde van de diefstal in de war zou zijn geweest, noch waarom door deze warrigheid het oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening zou komen te ontvallen, verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw en komt het tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 2.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 6 mei 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan [straat] heeft weggenomen een laptop (merk Medion), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2:
hij op 5 april 2011 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pakje wraps, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 6 mei 2011 schuldig gemaakt aan diefstal met braak. Hij heeft toen samen met een ander een ruit ingeslagen van een woning en een laptop uit die woning weggenomen. Hiermee heeft hij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van de laptop en haar schade berokkend. Daarvoor, op 5 april 2011, had verdachte zich al schuldig gemaakt aan diefstal van een pakje wraps uit een supermarkt. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, waarvan winkeliers veel schade en hinder ondervinden.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
11 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte vele malen wegens strafbare feiten is veroordeeld, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen wegens vermogensdelicten.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof d.d. 21 september 2011 verklaard dat hij een andere richting wil inslaan en daarom open staat voor behandeling van zijn psychiatrische problematiek. In samenspraak met de Reclassering heeft de raadsvrouw van verdachte ambulante behandeling bij de dubbeldiagnose kliniek `De Stap' van GGZ Drenthe in Assen aangedragen als mogelijke behandelmethode. Het hof hecht er in dit verband aan op te merken dat dit voornemen van verdachte in schril contrast lijkt met zijn proceshouding ter terechtzitting in hoger beroep. Immers, hij ontkent in feite beide delicten en wekt daarmee bepaald niet de indruk schoon schip te willen maken met zijn criminele verleden. Ondanks dat zal het hof verdachte toch ondersteunen in zijn voornemen een positieve wending te geven aan zijn leven en zal (deels) klinische behandeling bij voornoemde instelling, dan wel een soortgelijke instelling, als bijzondere voorwaarde worden opgelegd bij het voorwaardelijk deel van de na te noemen straf.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde, een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Het hof zal aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf een proeftijd verbinden van drie jaren en bepaalt voorts dat periode gedurende welke verdachte een (deels) klinische behandeling bij de dubbeldiagnose kliniek `De Stap' van GGZ Drenthe in Assen, dan wel een soortgelijke instelling, ondergaat, de duur van de proeftijd niet zal overschrijden. Een lichtere strafmodaliteit is - mede gelet op verdachte uitgebreide strafrechtelijke documentatie - thans niet meer aan de orde.
Vordering tenuitvoerlegging (18-670156-10)
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de Politierechter te Groningen van 7 juni 2010, parketnummer 18-670156-10, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof ziet geen aanleiding om - zoals door de raadsvrouw ter terechtzitting is betoogd - de tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel de voorwaarden te wijzigen of de proeftijd te verlengen. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging (18-670357-10)
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de Meervoudige kamer te Groningen van 23 december 2010, parketnummer 18-670357-10, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof ziet geen aanleiding om - zoals door de raadsvrouw ter terechtzitting is betoogd - de tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel de voorwaarden te wijzigen of de proeftijd te verlengen. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een (deels) klinische behandeling bij de dubbeldiagnose kliniek `De Stap' van GGZ Drenthe in Assen, dan wel een soortgelijke instelling.
Bepaalt dat de periode gedurende welke verdachte een behandeling bij de dubbeldiagnose kliniek `De Stap' van GGZ Drenthe in Assen, dan wel een soortgelijke instelling ondergaat, de duur van de proeftijd niet zal overschrijden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Groningen van 7 juni 2010, parketnummer 18-670156-10, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Groningen van 23 december 2010, parketnummer 18-670357-10, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 5 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E. Pennink en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.