Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002770-10
Uitspraak d.d.: 26 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. F.G.D. Pykstra, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 11 april 2008 in de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten (telkens) een formulier van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente [plaats], waarop opgegeven moest worden (onder meer) of verdachte gehuwd was en samenwonend of op andere wijze samenleefde en/of er veranderingen in de gezins- en/of woonsituatie waren - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader (telkens) valselijk samenwoning van verdachte met [naam] niet vermeld en/of (telkens) dat formulier ondertekend, (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 maart 2006 tot en met 11 april 2008 in de gemeente [plaats], meermalen telkens een geschrift, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een formulier van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente [plaats], waarop opgegeven moest worden (onder meer) of verdachte gehuwd was en samenwonend of op andere wijze samenleefde en er veranderingen in de gezins- en/of woonsituatie waren - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk samenwoning van verdachte met [naam] niet vermeld en dat formulier ondertekend, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim 2 jaar een gezamenlijke huishouding gevoerd met [naam], terwijl zij dit niet aan de uitkeringsinstantie had doorgegeven. [naam] verwierf in die tijd eigen inkomsten. Aldus heeft verdachte een uitkering ontvangen, zonder de uitkeringsinstantie de gelegenheid te geven te beoordelen in hoeverre zij recht op die uitkering had.
Het hof heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 7 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Tevens is in aanmerking genomen hetgeen door verdachte en haar raadsman naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast is het reclasseringsrapport d.d. 26 augustus 2010 bij de strafoplegging in aanmerking genomen. Uit dit rapport blijkt dat verdachte in staat is om een werkstraf uit te voeren.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde werkstraf, zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd, passend is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. J.M. Rowel-van der Linde en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 26 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.P. van Stempvoort is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.