Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002769-10
Uitspraak d.d.: 26 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. F.G.D. Pykstra, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 11 april 2008 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten (telkens) een formulier van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente [gemeente], waarop opgegeven moest worden (onder meer) of [naam] gehuwd was en samenwonend of op andere wijze samenleefde en/of er veranderingen in de gezins- en/of woonsituatie van [naam] waren - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader (telkens) valselijk samenwoning van [naam] met hem, verdachte, niet vermeld en/of (telkens) dat formulier ondertekend, (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 11 april 2008 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en aan de [adres] te [woonplaats] en/of van de in die woningen aanwezige voorzieningen, zoals gas en/of water en/of elektriciteit en/of opzettelijk eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, wetende dat de huur en/of hypotheek van die woningen en/of die voorzieningen en/of die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand, welke door [naam] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door valsheid in geschrifte of door oplichting of door verduistering, in elk geval door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2006 tot en met 11 april 2008 in de gemeente [gemeente], telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en aan de [adres] te [woonplaats] en van de in die woningen aanwezige voorzieningen, zoals gas en water en elektriciteit en opzettelijk eet- en drinkwaren heeft genuttigd, wetende dat de huur van die woningen en die voorzieningen en die eet- en drinkwaren geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand, welke door [naam] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door valsheid in geschrifte was verkregen, hebbende verdachte aldus opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim 2 jaar een gezamenlijke huishouding gevoerd met [naam] en daarbij gebruik gemaakt van voorzieningen die werden betaald uit de opbrengst van het door [naam] begane misdrijf van valsheid in geschrift. Op deze wijze heeft verdachte zich financieel bevoordeeld, ten koste van de gemeenschap.
Het hof heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 7 juli 2011, waaruit blijkt dat hij in het verleden is veroordeeld voor strafbare feiten.
Daarnaast is gelet op hetgeen verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Tevens is het reclasseringsrapport d.d. 26 augustus 2010 bij de strafoplegging in aanmerking genomen. De reclassering is van mening dat verdachte niet in staat is om een werkstraf te verrichten. Verdachte echter, heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij bereid en in staat is om een werkstraf uit te voeren.
Gelet op de ernst van het feit en het gegeven dat verdachte bereid is om een werkstraf te verrichten, is een werkstraf passend. Met de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om aan verdachte een hogere werkstraf op te leggen, dan het hof aan [naam] zal opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. J.M. Rowel-van der Linde en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 26 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.P. van Stempvoort is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.