Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000535-11
Uitspraak d.d.: 20 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 25 februari 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de feiten 1 tot en met 3 tot onvoorwaardelijke jeugddetentie van vijfentwintig dagen, met aftrek van voorarrest, tot voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden, met een aantal bijzondere voorwaarden en tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.G. Mellens-Schrage, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 29 augustus 2010, in de gemeente [gemeente] op of aan de openbare weg, [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer] met kracht in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen;
feit 2:
hij op of omstreeks 02 juni 2010, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pakje sigaretten (Marlboro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 3:
hij op of omstreeks 20 mei 2010 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een computerspel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Verdachte ontkent, met betrekking tot feit 1, dat hij het slachtoffer heeft geslagen. Hij heeft verklaard dat hij, nadat hij de telefoon uit de handen van het slachtoffer wegnam, snel wilde weglopen, dat hij daarbij struikelde en dat het slachtoffer hem toen bij zijn shirt, ter hoogte van zijn arm, vastpakte. Volgens verdachte is hij daarop opgestaan en weggelopen. Toen hij verderop was, heeft hij wel gezien dat het slachtoffer was gevallen.
Het hof overweegt omtrent dit verweer het volgende.
Het slachtoffer verklaart in haar aangifte1 dat zij zich kan herinneren dat zij een klap in haar gezicht kreeg, en dat zij plotseling erg veel pijn aan haar neus en wang voelde. Als gevolg van die klap viel zij op de grond, aldus het slachtoffer.
In het dossier bevinden zich foto's2 waarop het gezicht van het slachtoffer te zien is. Op deze foto's is zichtbaar dat de neus van het slachtoffer enigszins is opgezet. Tevens is direct onder het linkeroog van het slachtoffer een rode verkleuring van de huid zichtbaar. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangeefster, dat zij een klap heeft gekregen.
Het hof is op grond van het op genoemde foto's zichtbare letsel van oordeel dat dit letsel niet past bij een val op straat of iets dergelijks. Naar het oordeel van het hof past dit letsel wel bij een klap in het gezicht. Daar komt bij dat uit de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen volgt, dat alleen verdachte de klap kan hebben gegeven.
Het hof heeft op grond van een en ander de overtuiging dat verdachte het slachtoffer een klap heeft gegeven met het oogmerk om zich het bezit van de zojuist door hem weggenomen telefoon te verzekeren. Het hof verwerpt het verweer daarom.
Verdachte heeft, met betrekking tot feit 2, ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de diefstal van een pakje sigaretten. Verdachte stelt dat het niet zijn bedoeling is geweest om zich het pakje sigaretten wederrechtelijk toe te eigenen.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1]3 en [getuige 2]4 blijkt dat verdachte, voordat hij de kassa passeerde, het pakje sigaretten achter zijn rug hield er dat hij er vervolgens zijn mouw overheen deed.
Op grond van dit door beide getuigen waargenomen gedrag heeft het hof de overtuiging gekregen dat bij verdachte het opzet bestond om zich het pakje sigaretten wederrechtelijk toe te eigenen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 29 augustus 2010, in de gemeente [gemeente] op de openbare weg, [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer] in het gezicht heeft gestompt of geslagen;
feit 2:
hij op 02 juni 2010, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pakje sigaretten (Marlboro), toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf];
feit 3:
hij op 20 mei 2010 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een computerspel, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens: diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte overweegt het hof het volgende.
Y.W.G. Blom-Dieks, psycholoog, komt in haar rapport van 5 november 2010 tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het onder 1 ten laste gelegde feit verstandelijk functioneerde op zwakbegaafd niveau en dat in die zin er sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Verder is zijn gewetensfunctie lacunair ontwikkeld. Verdachte denkt weinig na over de consequenties van zijn gedrag en overziet niet goed wat de gevolgen kunnen zijn voor een ander. Hij stemt zijn gedrag ook niet goed af op een ander en denkt sterk vanuit zijn eigen perspectief. Gezien tegen deze achtergrond en vanuit dit perspectief kan verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne, in zoverre dat het hof vaststelt dat verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, waardoor dat feit hem in verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof acht verdachte overigens strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft daarbij gelet op de persoon van verdachte die ten tijde van de bewezenverklaarde feiten minderjarig was. Het hof neemt daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing.
Verdachte heeft op 29 augustus 2010, rond 06:00 uur, uit handen van een jonge vrouw, die alleen op een bankje zat, een telefoon weggenomen. Toen zij hem in een reactie bij de kleding vastpakte, heeft verdachte haar een klap in het gezicht gegeven.
Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast veroorzaken delicten als deze gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers en bij omstanders.
Verdachte heeft voorts op 20 mei 2010 een computerspel toebehorend aan de [bedrijf], en op 2 juni 2010 een pakje sigaretten toebehorend aan [bedrijf] gestolen.
Door het plegen van deze feiten heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendom van anderen.
Het hof heeft voorts gelet op het verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 8 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens vermogens- en geweldsdelicten is vervolgd.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de omtrent verdachte opgemaakte rapportages. Met name op grond van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 4 februari 2011 en het voormelde pro justitia rapport van de psycholoog Y.W.G. Blom-Dieks d.d. 5 november 2010 acht het hof het van groot belang dat aan verdachte duidelijkheid en structuur wordt geboden. Naast de structuur van een ITB Harde Kern traject kan verdachte baat hebben bij een intensieve behandeling, zoals een deeltijdbehandeling van de FJP van Accare. Ook oplegging van een bijzondere voorwaarde die electronisch toezicht inhoudt acht het hof noodzakelijk, nu uit een eerdere ervaring daarmee blijkt, dat verdachte juist (precies) in die periode 'delictvrij' blijft en zich aan afspraken houdt.
Omdat vast staat dat verdachte zoveel mogelijk structuur nodig heeft, en gelet op het voorgaande, acht het hof oplegging van na te melden straf en na te melden bijzondere voorwaarden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77i, 77x, 77y, 77z, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 65 (vijfenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich in het kader van hulp en steun houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, waarvan de eerste zes maanden in het kader van ITB Harde Kern. Ook indien de aanwijzingen van de jeugdreclassering inhoudende dat verdachte zich onder behandeling van een instantie (FJP) zal stellen.
Stelt tevens als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende 3 (drie) maanden zal stellen onder elektronisch toezicht, gedurende welke periode de jeugdreclassering belast zal zijn met de uitvoering daarvan, en dat de verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt dat het electronisch toezicht tegelijk aanvangt met de opgelegde ITB Harde Kern en uiterlijk binnen 3 (drie) maanden na ingang van de proeftijd zal aanvangen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. W. van Houtum, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 20 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. van Houtum is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Proces-verbaal met nummer PL01KN 2010084600-1 (bladzijden 43 tot en met 46)
2 Bladzijden 47 en 48
3 Proces-verbaal nummer PL01KE 2010052446-9 (bladzijden 34/35)
4 Proces-verbaal nummer PL01KE 2010052446-10 (bladzijden 36/37)