ECLI:NL:GHLEE:2011:BT2017

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001210-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van medeplegen van vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 20 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was vervolgd voor het medeplegen van een vernieling, specifiek het opblazen van brievenbussen. De advocaat-generaal had een werkstraf van twintig uren en een schadevergoeding van tachtig euro geëist. Tijdens de zitting op 6 september 2011 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. F.N. Dijkers.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de personen die daadwerkelijk de brievenbus hebben opgeblazen. De verdachte had geen uitvoeringshandelingen verricht bij de explosie en er was geen bewijs dat hij betrokken was bij de vernieling. Daarom heeft het hof geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. De kosten werden door beide partijen gedragen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001210-11
Uitspraak d.d.: 20 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 juni 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1995],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van twintig uren, subsidiair tien dagen jeugddetentie, en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van tachtig euro, alsmede tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. F.N Dijkers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in de periode van 18 december 2010 tot en met 3 januari 2011 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer brievenbus(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht bij de explosie van de brievenbus, die door de getuige als de tweede explosie wordt aangeduid. Uit de bewijsmiddelen is evenmin af te leiden dat verdachte zo bewust en nauw heeft samengewerkt met degene of degenen die de vernieling als gevolg van deze explosie heeft/hebben gepleegd, dat hij als medepleger van deze vernieling beschouwd kan worden. Van betrokkenheid van verdachte bij een andere dan deze explosie is niets gebleken. Verdachte behoort daarom te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 390,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 80,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. P.J.M. van den Bergh en mr. W. van Houtum, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 20 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. van Houtum is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.