Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000196-11
Uitspraak d.d.: 14 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 14 januari 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 19-168991-10 en 19-092804-10, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten en veroordeling (met medeneming van het als 4 genummerde ad informandum gevoegde feit) tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, waaraan de bijzondere voorwaarde dient te worden verbonden dat verdachte zich houdt aan de door de reclassering te geven aanwijzingen en voorschriften. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof `de verdachte een werkstraf zal opleggen van
60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, en tenslotte dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen zal toewijzen conform de beslissingen daarover in eerste aanleg. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. W.M. Bierens, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
parketnummer 19-168991-10
zij op of omstreeks 14 mei 2010 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een (plastic) tas met daarin) een (Molton) onderdeken en/of een salade en/of een pak koffie en/of een of meer voedselproduct(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
parketnummer 19-092804-10
1.
zij op of omstreeks 15 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
zij op of omstreeks 24 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een "oma"fiets (type Classic, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
zij op of omstreeks 25 augustus 2009 te [plaats], gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets (merk Sparta, kleur zwart/goud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 19-168991-10 en in de zaak met parketnummer 19-092804-10 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 19-168991-10
zij op 14 mei 2010 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een plastic tas met daarin een Molton onderdeken en een salade en een pak koffie en voedselproducten, toebehorende aan [slachtoffer];
parketnummer 19-092804-10 (gevoegd)
1.
zij op 15 juni 2009 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [benadeelde 1];
2.
zij op 24 juni 2009 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een "oma"-fiets type Classic, kleur zwart, toebehorende aan [benadeelde 2];
3.
zij op 25 augustus 2009 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, merk Sparta, kleur zwart/goud, toebehorende aan [benadeelde 3].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het in de zaak met parketnummer 19-168991-10 en in de zaak met parketnummer
9-092804-10 onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal diefstallen, daaronder tevens begrepen een op 26 juni 2009 gepleegde diefstal die als ad informandum gevoegd feit op de dagvaarding is vermeld. Het als zodanig opgenomen (andere) feit van 18 juni 2009 wordt door het hof in de strafmaat buiten beschouwing gelaten, nu dit niet door verdachte is erkend.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 augustus 2011, waaruit blijkt dat verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor (niet gekwalificeerde) diefstallen.
Verdachte eigent zich kennelijk bij herhaling goederen van een ander toe, onder meer door (fiets)tassen te doorzoeken op geld en goederen. Haar delictgedrag lijkt in hoge mate samen te hangen met haar cocaïneverslaving. Voorts is het hof gebleken dat verdachte te kampen heeft met een onveilig verleden, schuldenproblematiek, pijnlijke uithuisplaatsingen van haar kinderen en, met name, een destructieve relatie, die zij moeilijk los kan laten. Er zijn diverse hulpverleningstrajecten ingezet, maar een doorbraak is tot nog toe uitgebleven. Verdachte lijkt enerzijds in te zien dat haar leven ingrijpend dient te veranderen, doch anderzijds heeft zij de neiging om terug te vallen in oude patronen.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte recentelijk opgenomen in een instelling voor crisisopvang. Dat kan het begin vormen van een wending ten positieve. Zonder af te willen doen aan de ernst van de delicten, en met name aan het welhaast stelselmatige karakter ervan, acht het hof, met de advocaat-generaal, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans niet aangewezen. Het hof heeft daarbij - naast de persoonlijke omstandigheden van verdachte - tevens gelet op het feit dat verdachte in de gelijktijdig met deze zaak behandelde strafzaak een gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen van tien weken, welke straf reeds door haar in voorlopige hechtenis is ondergaan. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is derhalve hier van toepassing. Oplegging van een werkstraf acht het hof, anders dan de advocaat-generaal - evenmin wenselijk. De uitvoering van een werkstraf vergt enigszins stabiele woon- en overige levensomstandigheden. Daarvan is in het geval van verdachte thans geen sprake.
Alles afwegende zal het hof aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te melden (aanmerkelijke) duur. Aan de daarbij behorende proeftijd van twee jaren zal het hof - naast de algemene voorwaarde dat verdachte geen strafbare feiten zal begaan - de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich onder toezicht stelt van de Stichting Reclassering Nederland te Emmen of elders in Nederland. Verdachte dient zich alsdan te houden aan de door de reclassering te bepalen voorschriften en aanwijzingen, ook als deze inhouden dat zij een behandeling dient te ondergaan voor haar verslaving en haar overige (persoonlijke) problematiek.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 221,70. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 100,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 19-092804-10 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij, [benadeelde 3], wonende te [woonplaats], heeft zich in eerste aanleg
in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt
EUR 339,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 220,35. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 19-092804-10 onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezen verklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 310,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 10,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 19-092804-10 onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezen verklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 19-168991-10 en in de zaak met parketnummer 19-092804-10 onder
1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 19-168991-10 en in de zaak met parketnummer 19-092804-10 onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Emmen of elders in Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook als deze voorschriften en aanwijzingen inhouden dat verdachte een nader door te reclassering te bepalen behandeling ondergaat voor haar verslaving en haar overige (persoonlijke) problematiek.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 2] terzake van het in de zaak met parketnummer 19-092804-10 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 100,00 (honderd euro) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 100,00 (honderd euro) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 3] terzake van het in de zaak met parketnummer 19-092804-10 onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 220,35 (tweehonderdtwintig euro en vijfendertig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van EUR 220,35 (tweehonderdtwintig euro en vijfendertig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 1] terzake van het in de zaak met parketnummer 19-092804-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 10,00 (tien euro) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van EUR 10,00 (tien euro) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 14 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.