ECLI:NL:GHLEE:2011:BT1989

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000143-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging door gebrek aan overtuigend bewijs van schietbeweging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging van een beveiligingsbeambte op 31 december 2009, waarbij hij een schietbeweging met zijn hand zou hebben gemaakt en daarbij dreigende woorden zou hebben geuit. De advocaat-generaal vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging en een geldboete van € 720,-, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft het bewijs dat de verdachte daadwerkelijk een schietbeweging heeft gemaakt, niet overtuigend geacht. De verklaringen van de verdachte en getuigen, waaronder een politieagent, wezen erop dat de verdachte slechts naar de beveiligingsbeambte wees. De camerabeelden gaven geen duidelijkheid over de aard van het gebaar. Het hof concludeerde dat de ten laste gelegde schietbeweging niet bewezen kon worden en dat de bewoordingen van de verdachte, zonder de context van de schietbeweging, te onbepaald en onvoldoende concreet waren om als bedreiging te worden aangemerkt volgens artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. De uitspraak benadrukt het belang van overtuigend bewijs in strafzaken en de noodzaak om bedreigende uitspraken in hun context te beoordelen.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000143-11
Uitspraak d.d.: 14 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 24 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1959],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 720,-, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.R.M. Schaap, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2009, in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schietbeweging met zijn hand gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik weet wie je bent, je komt nog wel aan de beurt" en/of "ik wacht je wel op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Verdachte wordt verweten dat hij op 31 december 2009 een beveiligingsbeambte, op dat moment als zodanig werkzaam bij [bedrijf] te [plaats], heeft bedreigd in de zin van artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zou daartoe een schietbeweging met zijn hand hebben gemaakt in de richting van aangever en zich daarbij (be)dreigend hebben uitgelaten.
Het wettig bewijs dat verdachte met zijn hand de ten laste gelegde beweging heeft gemaakt en (daarbij) de ten laste gelegde bewoordingen, althans soortgelijke bewoordingen, heeft gebezigd, kan worden verkregen uit de aangifte en uit de verklaring van een collega van aangever, getuige [getuige 1].
Het hof heeft op grond van deze bewijsmiddelen evenwel niet de overtuiging gekregen dat verdachte daadwerkelijk een schietbeweging heeft gemaakt. Verdachte zelf heeft verklaard slechts te hebben gewezen naar aangever, hetgeen wordt bevestigd door de getuige [getuige 2], een toevalligerwijs ter plaatse aanwezige politieagent, van wie het hof aanneemt dat zijn waarneming betrouwbaar is. De voorhanden zijnde prints van de camerabeelden van het incident geven geen uitsluitsel over de aard van het door verdachte gemaakte gebaar.
Nu de ten laste gelegde pistoolbeweging niet overtuigend bewezen wordt geacht, zijn de ten
laste gelegde bewoordingen op zichzelf, zonder de context van de schietbeweging, naar het oordeel van het hof te onbepaald en onvoldoende concreet om te worden aangemerkt als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling.
Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van de gehele tenlastelegging.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 14 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken,
zijnde mr. Dolfing voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.