Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003082-10
Uitspraak d.d.: 14 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 15 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof
van 31 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal toewijzen tot het gevorderde bedrag aan immateriële schade van € 1.000,-, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel en de benadeelde partij, waar het gaat om de door de [benadeelde 2] geleden materiële schade, niet ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.B. Pieters, alsmede door mr. R.J.B. Caderius van Veen, gemachtigde van de benadeelde partijen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk
[benadeelde 1], medewerkster van de ambulancedienst, toen aldaar werkzaam in de uitvoering van haar functie, heeft mishandeld, door met kracht tegen die [benadeelde 1] te springen, althans te lopen en/of door die [benadeelde 1] weg te duwen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren van de regiopolitie Drenthe, [verbalisant 1] en/of
[verbalisant 2], die zich op, althans nabij de [straat] bevond(en), alwaar een ongeval had plaatsgevonden en een slachtoffer aanwezig was, waarbij die opsporingsambtena(a)r(en) (een) ambtsverrichting(en) wilde(n) uitvoeren ter handhaving van de rechtsorde en/of het verlenen van hulp aldaar aan hen die deze behoefden (als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet), zich tezamen met anderen of een ander met verenigde krachten, althans alleen, door geweld en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, bestaande uit:
- het met een ringsleutel en/of maglite, althans met (een) zwa(a)r(e) voorwerp(en) voor die
opsporingsambtena(a)r(en) dreigend te gaan staan en/of
- (daarbij) tegen die opsporingsambtena(a)r(en) te roepen: "Kutwouten, kom maar jullie
kunnen klappen krijgen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- met een maglite en/of een andere zaklantaarn in de ogen van die opsporings-
ambtena(a)r(en) te schijnen, en/of
- het (aldus) dreigend opdringen tegen die opsporingsambtena(a)r(en) en die opsporings-
ambtena(a)r(en) heeft gedwongen genoemde rechtmatige ambtsverrichting(en) na te laten;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren van de regiopolitie Drenthe, [verbalisant 1] en/of
[verbalisant 2], die zich op, althans nabij de [straat] bevond(en), alwaar een ongeval had plaatsgevonden en een slachtoffer aanwezig was, waarbij die opsporingsambtena(a)r(en) (een) ambtsverrichting(en) wilde(n) uitvoeren ter handhaving van de rechtsorde en/of het verlenen van hulp aldaar aan hen die deze behoefden (als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die opsporingsambtena(a)r(en), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die opsporingsambtena(a)r(en) wederrechtelijk heeft gedwongen ambtsverrichtingen of iets niet te doen, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- met een ringsleutel en/of een maglite, althans met (een) zwa(a)r(e) voorwerp(e)n voor die
opsporingsambtena(a)r(en) gestaan en/of
- tegen die opsporingsambtena(a)r(en) geroepen: "Kutwouten, kom maar jullie kunnen
klappen krijgen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- met een maglite en/of andere zaklantaren in de ogen van die opsporingsambtenar(en)
geschenen en/of;
- (aldus) zich dreigend tegen die opsporingsambtena(a)r(en) opgedrongen, tengevolge
waarvan die opsporingsambtena(a)ren werden belet hun ambtsverrichtingen uit te voeren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, de door de ambtenaren van politie van de regiopolitie Drenthe, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], (die zich op, althans nabij de [straat] bevond(en), alwaar een ongeval had plaatsgevonden en een slachtoffer aanwezig was), ondernomen handeling, ter uitvoering van de handhaving van de rechtsorde en/of het verlenen van hulp aldaar aan hen die deze behoefden (artikel 2 van de Politiewet), heeft belet, belemmerd en/of verijdeld door:
- met een ringsleutel en/of een maglite, althans met (een) zwa(a)r(e) voorwerp(e)n voor die
opsporingsambtena(a)r(en) te gaan staan en/of
- tegen die opsporingsambtena(a)r(en) te roepen: "Kutwouten, kom maar jullie kunnen
klappen krijgen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- met een maglite en/of (een) andere zaklantaarn(s) in de ogen van die opsporings-
ambtenar(en) te schijnen en/of
- (aldus) zich dreigend tegen die opsporingsambtena(a)r(en) op te dringen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen omtrent het bewijs van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde
Naar aanleiding van een verkeersongeval vond op 10 oktober 2010, rond 2.00 uur 's nachts, in [plaats], gemeente [gemeente], een treffen plaats tussen enerzijds verdachte en de zijnen, en anderzijds de met het oog op dat ongeval gearriveerde hulpdiensten, in casu ambulancepersoneel en een tweetal politiefunctionarissen. De onder 1 ten laste gelegde mishandeling van een verpleegkundige van de ambulancedienst wordt verdachte als alleen handelend verweten, de onder 2 in diverse varianten ten laste gelegde confrontatie met politiepersoneel ziet op een gezamenlijk optreden van verdachte en anderen.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting verzocht om hem vrij te spreken van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling wegens het ontbreken van opzet. Verdachte zou - kort samengevat - hebben gereageerd vanuit een op dat moment door hem gevoelde paniek. Het slachtoffer van het verkeersongeval bevond zich inmiddels op de achterbank van de auto van verdachte en toen de ambulancemedewerkster (aangeefster) naar voren bracht dat het dak mogelijk van de auto zou moeten worden verwijderd met het oog op mogelijk rug- en/of nekletsel bij het slachtoffer, werd het verdachte "te veel", aldus zijn verklaring. Hij wilde iedereen uit de buurt van zijn auto hebben en heeft aangeefster daarbij een duw gegeven. Verdachte zou nimmer opzet hebben gehad op het mishandelen van aangeefster. Hij beoogde slechts zijn auto te beschermen, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hierover het navolgende.
Uit de aangifte, de verklaring van de chauffeur van de ambulance en uit de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] volgt dat verdachte hard op zijn auto toe kwam rennen. In de betreffende verklaringen worden termen gebruikt als "aanstormen" en "naar voren springen". Vervolgens heeft verdachte aangeefster een harde duw gegeven tegen haar rechterschouder - aangeefster benoemt die handeling als een "beuk" - waardoor zij tegen het openstaande auto portier is gebotst. Aangeefster heeft daarbij pijn in haar rechterbovenarm opgelopen alsmede bursitis (het hof begrijpt: slijmbeursontsteking).
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat een verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De gedragingen van de verdachte zijn, gelet op zijn kennelijke intenties (het verwijderen van iedereen uit de buurt van zijn auto), de wijze waarop hij op aangeefster afrende en de harde duw die hij haar gaf, zozeer gericht op het mogelijke gevolg (het toebrengen van pijn en/of letsel) dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is het hof in deze zaak niet gebleken.
Het hof vermag niet in te zien waarom de emoties van dat moment verdachte op het punt van het (voorwaardelijk) opzet zouden moeten disculperen. Het hof vindt daartoe in het dossier geen enkele aanleiding.
Dit verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat dit feit weliswaar bewezen kan worden verklaard, doch niet dan met 'uitstreping' van het eerste en derde gedachtestreepje, te weten: het met een ringsleutel en een maglite dreigend tegenover de opsporingsambtenaren staan en het met die maglite en/of een andere zaklantaarn in de ogen van de opsporingsambtenaren schijnen. De raadsvrouw voert aan dat verdachte aan die gedragingen part noch deel heeft gehad.
Het hof stelt vast dat de tenlastelegging van feit 2 ziet op de delictsomschrijving van artikel 179 van het Wetboek van Strafrecht alsmede, nu dit feit door twee of meer personen met verenigde krachten wordt gepleegd, op het strafverzwarende artikel 182 van het Wetboek van Strafrecht. Voor een bewezenverklaring van bedoeld samenstel van feiten dient het (voorwaardelijk) opzet van de deelnemers te zijn gericht op zowel de samenwerking als op het begaan van het feit, in casu ambtsdwang.
Voor een bewezenverklaring is niet vereist dat alle deelnemers individueel een bijdrage hebben geleverd aan alle bewezen te verklaren gedragingen.
Vaststaat dat het groepje waartoe verdachte die nacht behoorde zich op strafwaardige wijze tegen de politie heeft gekeerd, op de wijze zoals nader uiteengezet in het feitelijk deel van de tenlastelegging, hetgeen naar het oordeel van het hof ook bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op een gegeven moment naar zijn vrienden is toegelopen, omdat die 'woorden' hadden met de politie. Verdachte heeft aan het geheel van handelingen bovendien actief deelgenomen. Uit de verklaringen van verbalisanten blijkt dat ook verdachte zich dreigend tegenover hen heeft opgesteld en dat hij heeft geschreeuwd, hen heeft uitgescholden en verbaal bedreigd. Dat maakt verdachte strafrechtelijk medeaansprakelijk voor alle in de tenlastelegging opgenomen gedragingen.
Het hof verwerpt ook dit verweer van de raadsvrouw.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 10 oktober 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk [benadeelde 1], medewerkster van de ambulancedienst, toen aldaar werkzaam in de uitvoering van haar functie, heeft mishandeld, door met kracht die [benadeelde 1] weg te duwen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 10 oktober 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren van de regiopolitie Drenthe, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], die zich op de [straat] bevonden, alwaar een ongeval had plaatsgevonden en een slachtoffer aanwezig was, waarbij die opsporingsambtenaren ambtsverrichtingen wilden uitvoeren ter handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aldaar aan hen die deze behoefden, als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet, zich tezamen met anderen met verenigde krachten,
door geweld en bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, bestaande uit:
- het met een ringsleutel en maglite voor die opsporingsambtenaren dreigend te gaan staan
en
- tegen die opsporingsambtenaren te roepen: "Kutwouten, kom maar jullie kunnen klappen
krijgen", en
- met een maglite en/of een andere zaklantaarn in de ogen van die opsporingsambtenaren te
schijnen, en
- het dreigend opdringen tegen die opsporingsambtenaren en die opsporingsambtenaren heeft
gedwongen genoemde rechtmatige ambtsverrichtingen na te laten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
door geweld en bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid een ambtenaar dwingen tot het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting, door twee of meer personen met verenigde krachten gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een ambulancemedewerkster en, tezamen met anderen, het belemmeren van politieambtenaren in de uitvoering van hun politietaken, daaronder tevens begrepen hulpverleningstaken. Beide diensten waren na de melding van een ongeval ter plaatse gearriveerd om (medische) hulp te verlenen en/of al het noodzakelijke te doen in het kader van de hulpverlening en/of de opsporing. Beide diensten hebben de hun opgedragen taken door toedoen van verdachte en de zijnen niet kunnen verrichten.
Verdachte en zijn groepsgenoten hebben zich van meet af aan vijandig en agressief tegenover de betreffende diensten opgesteld en, nadat de verdachte de ambulancemedewerkster had mishandeld, is de situatie zodanig geëscaleerd dat het ambulancepersoneel op aanwijzing van verbalisanten genoodzaakt was een veilig heenkomen te zoeken. De agressie keerde zich vervolgens tegen de politie. Pas nadat politieassistentie ter plaatse was gearriveerd - onder wie een hondenbegeleider - en nadat pepperspray was aangewend, konden aanhoudingen worden verricht.
De betrokken verbalisanten hebben verklaard zich bedreigd te hebben gevoeld. De groep stond met gebalde vuisten tegenover hen. Eén van hen had een ringsleutel met een lengte van circa 40 cm in de hand. Zij werden in hun ogen geschenen met zaklantaarns.
Ook de beide ambulancemedewerkers verklaren geschokt te zijn geweest door de buitengewoon agressieve en tevens onbegrijpelijke bejegening. Zij kwamen om hulp te verlenen en werden aangetast in hun integriteit en hun gevoel van veiligheid. Ambulance-personeel wordt geacht onder vaak moeilijke omstandigheden met leven en dood om te gaan, gevaren in te schatten en direct en adequaat te handelen. Zij dienen bij de uitoefening van deze verantwoordelijke taak op geen enkele wijze te worden gehinderd. Uit het dossier volgt dat de mishandeling door verdachte van één van de ambulancemedewerkers grote impact heeft gehad op beiden.
Uit de door verdachte afgelegde verklaringen, daaronder tevens begrepen hetgeen hij ter terechtzitting van het hof heeft verklaard, leidt het hof af dat hij slechts in geringe mate inzicht heeft in de ernst van het bewezen verklaarde en zijn rol daarin. Ondanks herhaald ondervragen lijkt verdachte het strafwaardige van zijn handelen nauwelijks in te zien en zich veeleer slachtoffer te voelen van het incident, met name vanwege de dreigende beschadiging van zijn auto en de bejegening door verbalisanten. Het hof is van oordeel dat verdachte ten onrechte een dergelijke bagatelliserende houding aanneemt.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2011, waaruit blijkt dat verdachte, zij het in beperkte mate, eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Gelet op de aard van de thans ter beoordeling staande strafzaak is van belang dat verdachte in 2008 onherroepelijk is veroordeeld voor belediging van politieambtenaren.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straffen onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten, daarbij mede gelet op de bagatelliserende houding van verdachte ten aanzien van zijn verantwoordelijkheid voor die feiten en de laakbaarheid daarvan. Naast de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van twee weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, zal het hof verdachte daarom een werkstraf opleggen van een langere duur dan gevorderd, een en ander uit het oogpunt van speciale maar ook van generale preventie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1], domicilie kiezende te [vestigingsplaats], heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden in de vorm van pijn, letsel, tijdelijke arbeidsongeschiktheid en psychische hinder.
Verdachte heeft de vordering slechts in zoverre bestreden dat hij ontkent opzet op zijn handelen te hebben gehad. Nu het hof evenwel tot een bewezenverklaring is gekomen, is
verdachte tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Verdachte zal tevens worden veroordeeld in de kosten van dit geding, tot op heden begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2], h.o.d.n.[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.912,58, bestaande uit een bedrag van € 398,90 aan arbeidskosten (de met het doen van aangifte gemoeide tijd van de bij het incident betrokken ambulancemedewerkers [slachtoffer] en [benadeelde 1]) en een bedrag van € 1.513,68, zijnde de advocaatkosten ter zake van het indienen van voormelde vordering van [benadeelde 1] als benadeelde partij. De advocaat van de benadeelde partij heeft laatstgenoemd deel van de vordering ter terechtzitting van het hof van
31 augustus 2011 ingetrokken.
De benadeelde partij [benadeelde 2] is in eerste aanleg niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de gevorderde schade naar het oordeel van de politierechter geen rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit. De benadeelde partij heeft zich in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Het hof is met de politierechter van oordeel dat - nu de benadeelde partij niet zelf is getroffen in enig belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd - er geen sprake is van rechtstreekse schade in de zin van artikel 51a, eerste lid, Wetboek van Strafvordering. Het hof zal de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat zij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof veroordeelt de [benadeelde 2] in de eigen kosten van dit geding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 179, 182 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 1], domicilie kiezende te [vestigingsplaats], terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2], gevestigd te [vestigingsplaats], niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij deze slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van het geding.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 14 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.