Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000400-11
Uitspraak d.d.: 16 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 3 januari 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.J. de Vries, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 april 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], bij de arm(en) en/of het lichaam, heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) meegesleurd en/of meegetrokken door de woning en/of meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam, heeft geduwd en/of gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het verweer van de raadsman
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Hij heeft aangevoerd dat verdachte thans, in hoger beroep, op zijn bij de politie afgelegde verklaring is teruggekomen en dat dit - nu er voor het overige onvoldoende bewijsmiddelen zijn - dient te leiden tot vrijspraak van het ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep zijn eerder afgelegde verklaring genuanceerd. Het hof hecht echter meer waarde aan zijn eerder bij de politie afgelegde verklaring, nu deze direct na het feit is afgenomen. Aangenomen mag worden dat verdachte destijds beter in staat was om zich het incident te herinneren. Ook indien verdachte, zoals zijn raadsman heeft betoogd, toen meer geëmotioneerd zou zijn geweest, hoeft dat niet te betekenen dat zijn verklaring niet juist is. Voorts komt deze verklaring in grote lijnen overeen met de aangifte. Het hof acht deze verklaring derhalve betrouwbaar en zal deze gebruiken als bewijsmiddel, waardoor het hof tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit komt.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 april 2010 te [plaats] opzettelijk mishandelend zijn levensgezel
[slachtoffer], bij het lichaam heeft vastgepakt en vervolgens meegesleurd en tegen het hoofd heeft geslagen en tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 6 april 2010 schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn vriendin. Hij heeft haar geduwd, meegesleurd en geslagen, waardoor zij pijn heeft ondervonden. Verdachte heeft met zijn gedragingen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vriendin.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
29 juni 2011, waaruit ten voordele van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Vooropgesteld dient te worden dat de gedragingen van verdachte in beginsel aanleiding geven tot oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf. Het hof houdt echter bij de strafoplegging ook rekening met de verbeterde relatie van verdachte met zijn vriendin en het feit dat hij thans met zijn vriendin samenwoont.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde verdachte er van te weerhouden opnieuw zijn vriendin te mishandelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. A. Dijkstra en mr. D.J. Keur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 16 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. D.J. Keur is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.