ECLI:NL:GHLEE:2011:BR5821

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000845-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Leeuwarden inzake inbraken en pogingen daartoe

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 14 april 2011. De verdachte is beschuldigd van meerdere inbraken in kelderboxen en pogingen daartoe. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, al dan niet samen met een mededader, zich schuldig heeft gemaakt aan deze delicten. Gezien de aard en omvang van de bewezen feiten, in combinatie met de justitiële documentatie van de verdachte, oordeelt het hof dat een gevangenisstraf van langere duur passend is. Het voorstel van de raadsman, dat een onvoorwaardelijke strafdeel van ruim acht maanden en twee weken impliceert, wordt door het hof als onvoldoende rechtvaardig beoordeeld.

Het hof legt een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder toezicht door Tactus Reclassering Flevoland en opname en behandeling bij de Forensische Psychiatrische Afdeling Cederborg. De verdachte heeft een uitgebreid strafblad en heeft eerder behandelingen in verslavingsklinieken ondergaan, maar deze hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. Het hof heeft ook rekening gehouden met de gedragsdeskundige die heeft gerapporteerd over de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een ziekelijke stoornis van afhankelijkheid van drugs en andere psychische problemen.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank voor het overige, met uitzondering van de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte en de opgelegde gevangenisstraf, die opnieuw wordt vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000845-11
Uitspraak d.d.: 25 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 14 april 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
postadres: [adres], [woonplaats],
thans verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Zwolle te Zwolle.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van de aan hem onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Leeuwarden en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden een opname in en/of behandeling bij de Forensische Psychiatriche Afdeling Cederborg te Zuidlaren of een soortgelijke instelling, gedurende maximaal een half jaar van de proeftijd.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. I.J. Woltman, is aangevoerd.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof komt tot een andere beslissing dan de rechtbank, voor zover het betreft de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf en de motivering daarvan. Daarnaast komt het hof tot een andere beoordeling met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter voor het overige op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient dat vonnis in zoverre met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte, de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf en de motivering van deze straf.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de verdachte is op 22 maart 2011 gerapporteerd door de gedragsdeskundige
drs. M. Verzendaal, GZ-psycholoog. De gedragsdeskundige heeft in zijn beschouwingen betrokken de onder 1 tot en met 4 aan de verdachte ten laste gelegde feiten, alsmede een deel van het onder 5 aan de verdachte ten laste gelegde. Dit rapport houdt met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van afhankelijkheid van heroïne en cocaïne, alsmede een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de zin van zwakbegaafdheid en een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken.
Het is aannemelijk te veronderstellen dat er ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde sprake was van genoemde pathologie, welke pathologie van dien aard is dat deze de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde zodanig beïnvloedde, dat die gedragskeuzes en gedragingen mede daaruit verklaard kunnen worden.
Verzendaal heeft geconcludeerd dat de verdachte dientengevolge licht verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor het aan hem ten laste gelegde.
Het hof is op grond van de inhoud van dit rapport van oordeel dat de hiervoor onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde delicten de verdachte in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend. Het hof komt tot een zelfde oordeel ten aanzien van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten, nu uit de context van het rapport naar voren komt dat deze conclusie ook kan gelden bij bewezenverklaring van deze feiten en deze feiten eenzelfde strafrechtelijk verwijt behelzen als de feiten 1 tot en met 4 en overigens alle feiten in een tijdsbestek van circa zeven maanden zijn begaan.
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid aannemelijk geworden is die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en motivering
De eerste rechter heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich, al dan niet samen met zijn mededader, schuldig gemaakt aan diverse inbraken in kelderboxen, dan wel aan pogingen daartoe.
Dergelijke vermogenscriminaliteit is ergerlijk en veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor de gedupeerden. De verdachte heeft enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin ten behoeve van het bekostigen van zijn verslaving aan hard-drugs en heeft zich van deze mogelijke gevolgen voor de gedupeerden geen rekenschap gegeven. De verdachte heeft door zijn handelen daarnaast er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof heeft bij de straftoemeting tevens rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten op de inleidende dagvaarding, welke feiten door de verdachte zijn erkend en die hiermee zijn afgedaan.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 juni 2011 dat de verdachte reeds vele keren eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijk strafbare feiten, als ook ter zake van andere vermogensdelicten en andersoortige delicten. Er is sprake van een omvangrijk strafblad, hetgeen bepaald niet in het voordeel van de verdachte pleit.
Voorts heeft het hof bij de strafoplegging in aanmerking genomen de hiervoor genoemde conclusie van de gedragsdeskundige dat de ten laste gelegde feiten aan de verdachte slechts in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent uit de over de verdachte door Tactus Verslavingszorg te Almere opgemaakte rapporten van 16 maart 2011 en 9 augustus 2011 en overigens uit het strafdossier is gebleken. Uit de door Tactus uitgebrachte rapporten komt het volgende naar voren. De verdachte vertoont reeds gedurende langere tijd aanhoudend delictgedrag, hetgeen samenhangt met de verslaving van de verdachte aan cocaïne en heroïne. Daarnaast is sprake van psychische problematiek. Op vele leefgebieden is sprake van ernstige zorg. Eerdere behandelingen van de verdachte in verslavingsklinieken in 2007, 2009 en 2010 hebben niet tot het gewenste resultaat geleid, omdat de verdachte die behandelingen telkens voortijdig heeft afgebroken. Nu die voortijdige beëindiging niet volledig te wijten is aan de verdachte, verdient hij nog een laatste kans om te werken aan zijn problematiek, aldus Tactus. In dit kader is aan de verdachte een behandelaanbod voor de duur van één jaar gedaan door de Forensisch Psychiatrische Afdeling Cederborg, welke behandeling kan starten op 16 of 18 augustus 2011. Door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) Noord is ten behoeve van genoemde behandeling een indicatiebesluit toegezegd.
In het verlengde hiervan heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat aan de verdachte, naast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van het voorarrest tot aan de mogelijke opnamedata van
16 of 18 augustus 2011, opdat de verdachte direct aansluitend op zijn detentie kan worden opgenomen voor behandeling.
Het hof overweegt hierover het volgende. Gelet op de aard en de omvang van de bewezen verklaarde delicten, bezien in het licht van de justitiële documentatie van de verdachte en het door het hof gehanteerde landelijke oriëntatiepunt voor straftoemeting inzake diefstal,
is in deze zaak in beginsel passend de oplegging van een gevangenisstraf van langere duur dan door de rechtbank aan de verdachte is opgelegd. Het strafvoorstel van de raadsman van de verdachte, welk voorstel impliceert een onvoorwaardelijke strafdeel van ruim acht maanden en twee weken, doet naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende recht aan de hoeveelheid en ernst van de bewezen verklaarde feiten. Het hof zal dit voorstel daarom niet volgen, mede niet nu aannemelijk is geworden dat plaatsing van de verdachte in Cederborg op een later moment dan op 16 of 18 augustus 2011 nog tot de mogelijkheden behoort, en is gebleken dat het indicatiebesluit voor opname gelding behoudt.
Aan de andere kant heeft de verdachte ter terechtzitting van het hof blijk gegeven van een sterke motivatie tot gedragsverandering ten goede. Die motivatie is ook concreet geworden door de recent gerealiseerde overplaatsing van de verdachte - op zijn initiatief en verzoek - van de penitentiaire inrichting De Grittenborgh naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Zwolle te Zwolle. Evenals de verdachte, acht het hof een behandeling van de verdachte voor onder meer zijn verslavings- en onderliggende problematiek thans niet alleen bijzonder gewenst, maar ook meer kansrijk dan voorheen.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van de duur zoals gevorderd door de advocaat-generaal noodzakelijk en geboden is. Aan het voorwaardelijke strafdeel verbindt het hof als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Tactus Reclassering Flevoland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven. Voorts legt het hof als bijzondere voorwaarde op dat de verdachte zich laat opnemen en behandelen bij de Forensische Psychiatrische Afdeling Cederborg te Zuidlaren of een soortgelijke instelling, gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd, alsmede dat de verdachte opvolgt de voorschriften en aanwijzingen van Tactus Reclassering Flevoland en/of de FPA Cederborg of een soortgelijke instelling met betrekking tot nazorg en/of een vervolgbehandeling.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht.
Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 43a, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht ten aanzien van de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte en de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Tactus Reclassering Flevoland te Almere en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven;
dat de verdachte zich gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd laat opnemen en behandelen bij de FPA Cederborg te Zuidlaren of een soortgelijke instelling;
dat de verdachte opvolgt de voorschriften en aanwijzingen van Tactus Reclassering Flevoland en/of de FPA Cederborg of een soortgelijke instelling met betrekking tot nazorg en/of een ambulante vervolgbehandeling.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 25 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wiarda en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.