GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001972-08
Uitspraak d.d.: 12 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 24 juli 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het aan hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 112 dagen, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. Akkerman, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], een of meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, een persoon, [slachtoffer 1], geboren op [2001], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het doen en/of laten tonen van de ontblote vagina en/of ontblote billen, althans het naar beneden doen haar broek en onderbroek, te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk gebruik gemaakt van een (psychisch) overwicht welke verdachte, (mede) gelet op verdachtes leeftijd en/of verdachtes geestelijke ontwikkeling en/of de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer 1], (telkens) op die [slachtoffer 1] had, en/of heeft verdachte vervolgens (tegen) die [slachtoffer 1] gezegd/gesommeerd: "Doe je broek eens naar beneden." en/of (tegen) die [slachtoffer 1] gezegd/gesommeerd: "Laat je billenkont zien.", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking, waarop die [slachtoffer 1] (in voornoemde overwichtsituatie) haar broek en onderbroek naar beneden heeft gedaan;
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, een persoon, [slachtoffer 2], geboren op [1998], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen tot ontuchtige handelingen, te weten tot het naar beneden doen van de broek en/of de onderbroek door die [slachtoffer 2] en/of het in de mond wateren van/bij die [slachtoffer 2], te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, immers heeft verdachte (telkens) getracht opzettelijk gebruik te maken van een (psychisch) overwicht, (mede) gelet op verdachtes leeftijd en/of verdachtes geestelijke ontwikkeling en/of de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer 2], door (tegen) die [slachtoffer 2] te zeggen/sommeren: "Doe je broek eens naar beneden." en/of "Je moet uit mijn piemel drinken.", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 27 maart 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op en/of bij de weg(en), de [straat] en/of de [straat] en/of in de nabijheid van een bij die weg(en) gelegen schoolgebouw, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof is - met de verdediging en anders dan de advocaat-generaal - van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is voor hetgeen onder 1 en 2 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 maart 2008 te [plaats], zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op de wegen, de [straat] en de [straat] en in de nabijheid van een bij die wegen gelegen schoolgebouw, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 27 maart 2008 opzettelijk oneerbaar in een woonwijk - in de directe nabijheid van een schoolgebouw - met ontbloot geslachtsdeel bevonden, waarvan een aantal kinderen getuige is geweest. Door het plegen van dit feit heeft verdachte niet alleen de eerbaarheid geschonden, maar bovendien heeft verdachte het gevoel van veiligheid dat kinderen in een woonwijk en in de nabijheid van een schoolgebouw moeten kunnen hebben, aangetast.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister d.d. 30 mei 2011 blijkt dat verdachte meermalen ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
Hem zijn werkstraffen en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Desondanks is hij opnieuw in de fout gegaan.
Op grond van de ernst en de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheid dat hij reeds eerder ter zake van schennis van de eerbaarheid is veroordeeld, is geen andere dan een gevangenisstraf van na te melden duur passend en ook noodzakelijk. Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, acht het hof de oplegging van een vrijheidsbenemende sanctie geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. B.J.J. Melssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 12 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.