ECLI:NL:GHLEE:2011:BR5400
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- G.M. Meijer-Campfens
- K. Lahuis
- J. Hielkema
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens schending van het recht op bijstand door een advocaat
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was aangeklaagd voor het verwerven en in bezit hebben van door misdrijf verkregen goederen, waaronder kleding en sieraden, in de periode van 1 januari 2003 tot en met 21 maart 2003. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van twee maanden geëist.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet in redelijke gelegenheid is gesteld om voorafgaand aan zijn verhoren door de politie een advocaat te raadplegen. Dit vormverzuim, in strijd met artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, heeft geleid tot de uitsluiting van de verklaringen van de verdachte die vóór 24 maart 2003 zijn afgelegd.
Aangezien het hof niet overtuigd was van de schuld van de verdachte op basis van de overgebleven bewijsmiddelen, heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging, mede door inconsistenties in de inbeslagnemingen en het ontbreken van een aangifte van diefstal. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op juridische bijstand en de gevolgen van schendingen daarvan voor de bewijsvoering in strafzaken.