GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000833-11
Uitspraak d.d.: 18 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 13 april 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1995],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde en tot veroordeling ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van toezicht door de jeugdreclassering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte, haar ouders en haar raadsvrouw, mr F.Y. van der Pol, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 05 november 2010 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], heeft geslagen en/of gestompt en/of aan de haren getrokken en/of knietjes gegeven en/of die [slachtoffer 1] (hard) met haar hoofd tegen een (speel)huisje heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij op of omstreeks 07 januari 2011 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (een zwarte Piaggo CIAO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
zij in de periode van 07 januari 2011 tot en met 30 januari 2011 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bromfiets (een zwarte Piaggo CIAO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten deze bromfiets heeft gevonden, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft de bromfiets samen met een ander in de bosjes gevonden en op verzoek van die ander meegenomen en in een schuur bij haar vader, bij wie zij woonde, neergezet. Er mankeerde nogal wat aan de bromfiets, aldus verdachte. Teneinde de bromfiets te repareren heeft verdachte haar oom ingeschakeld die kennis heeft op het gebied van bromfietsen. Verdachte heeft niets gedaan om de eigenaar van de bromfiets te achterhalen en heeft de politie niet ingelicht. Door zo met de gevonden bromfiets te handelen hebben verdachte en haar medeverdachte zich deze wederrechtelijk toegeëigend.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op 05 november 2010 te [plaats], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] heeft geslagen en aan de haren getrokken en knietjes gegeven en die [slachtoffer 1] (hard) met haar hoofd tegen een speelhuisje heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2 subsidiair:
zij in de periode van 07 januari 2011 tot en met 30 januari 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een bromfiets (een zwarte Piaggo CIAO), toebehorende aan [slachtoffer 2], welk goed verdachte en haar mededader anders dan door misdrijf, te weten deze bromfiets heeft gevonden, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft namens verdachte betoogd dat verdachte een gesprek wilde aanknopen met [slachtoffer 1] over de verschillende leugens die [slachtoffer 1] over verdachte had verspreid. Toen [slachtoffer 1] verdachte daarop uitlachte, kon verdachte - gelet op de inhoud van die leugens - niet anders handelen dan zij heeft gedaan, aldus de raadsvrouw. Het hof zal dit standpunt opvatten als een beroep op overmacht.
Voor een succesvol beroep op psychische overmacht dient aannemelijk te zijn dat de verdachte heeft gehandeld onder invloed van een van buiten komende drang, waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
De feiten en omstandigheden die door de raadsvrouw naar voren zijn gebracht, zijn niet aannemelijk geworden. Niet gebleken is dat [slachtoffer 1] verdachte heeft uitgelachen. Reeds hierom kan het beroep op psychische overmacht niet slagen. Overigens, zelfs als dit wel zo zou zijn, dan leidt zulks nog niet tot het aannemen van een zodanige dwang dat verdachte daaraan geen weerstand hoefde te bieden. De raadsvrouw heeft daarnaast verzuimd te onderbouwen waarom verdachte niet anders heeft kunnen handelen dan zij heeft gedaan. Het hof merkt op dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij wel weg had kunnen lopen, maar dat zij niet heeft gedaan omdat zij boos was. Ambtshalve is niet gebleken van feiten en omstandigheden die het verweer van de verdediging kunnen dragen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens niet van een andere strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] is door verdachte geslagen en aan de haren getrokken en verdachte heeft haar ook tegen een speelhuisje aangeduwd. Door zo te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] geschonden.
Tevens heeft verdachte zich in vereniging schuldig gemaakt aan verduistering van een bromfiets. Hierdoor heeft zij de rechtmatige eigenaar van de bromfiets benadeeld.
Uit een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 juni 2011 blijkt dat verdachte in een periode van één jaar in verband met drie verschillende feiten contact met politie en justitie heeft gehad. Verdachte is echter niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof heeft daarnaast in aanmerking genomen hetgeen door verdachte, haar vader en haar raadsvrouw omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren is gebracht. Het hof heeft voorts gelet op een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d.
10 februari 2011. In dit rapport uit de Raad zijn zorgen over verdachte. Door onder meer haar persoonlijkheid, laag zelfbeeld en gedrag loopt verdachte een bovengemiddeld risico om in risicovolle situaties te belanden. De Raad adviseert om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde de maatregel van hulp en steun door de jeugdreclassering. Ter terechtzitting heeft gezinstherapeut en voormalig begeleider van verdachte bij VNN, J. Boskamp, eveneens het advies gegeven om toezicht door de jeugdreclassering op te leggen. Ook vader, bij wie verdachte woont, acht het in het belang van verdachte dat zij begeleiding krijgt.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf dient te worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. Deze straf is passend. Hoewel verdachte als first offender kan worden aangemerkt, ziet het hof in de verschillende adviezen en de kort op elkaar gevolgde contacten met politie en justitie aanleiding om de bijzondere voorwaarde van toezicht door de jeugdreclassering op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 300 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van de Jeugdreclassering te Drenthe en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft genoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. B.J.J. Melssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 18 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.