ECLI:NL:GHLEE:2011:BR4756

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200 061 598-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van eenhoofdig gezag aan de moeder na ouderschapsonderzoek en communicatieproblemen tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, is op 4 augustus 2011 een beschikking gegeven met betrekking tot het ouderlijk gezag over een minderjarige. De moeder, appellante in het principaal appel, en de vader, appellant in het voorwaardelijk incidenteel appel, zijn betrokken in een langdurige strijd over de opvoeding van hun kind. Het hof heeft eerder een ouderschapsonderzoek gelast, uitgevoerd door drs. B.A. de Vries en drs. R.J. Verboom, waaruit bleek dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. Ondanks de inzet van beide ouders om tot overeenstemming te komen, zijn er geen verbeteringen in de communicatie waargenomen. Het hof concludeert dat de bestaande problemen een onaanvaardbaar risico voor het kind met zich meebrengen, waardoor het noodzakelijk is om het gezag aan één ouder toe te kennen. De moeder is het meest geschikt geacht om het eenhoofdig gezag uit te oefenen, gezien de stabiliteit die zij biedt. De vader's verzoek om het gezag aan hem toe te kennen is afgewezen, omdat het hof van mening is dat de huidige situatie bij de moeder het beste is voor het kind. Het hof hoopt dat de ouders de eerste stappen die zijn gezet tijdens het ouderschapsonderzoek zullen voortzetten en dat zij de belangen van hun kind vooropstellen in hun communicatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 4 augustus 2011
Zaaknummer 200.061.598
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[de moeder]
wonende te [woonplaats],
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B. Bentem, kantoorhoudende te Enschede,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B.J. Ittmann, kantoorhoudende te Zwolle.
Belanghebbende:
Bureau Jeugdzorg Friesland,
kantoorhoudend te Leeuwarden,
hierna te noemen: BJZ.
De inhoud van de tussenbeschikking van 29 juli 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking is op de griffie van het hof binnengekomen het rapport van 3 juli 2011 van drs. B.A. de Vries en drs. R.J. Verboom inzake het ouderschapsonderzoek. Voorts is binnengekomen een evaluatierapport van BJZ van 27 december 2010, een fax met bijlagen van 20 december 2010 van mr. Bentem, en een brief met bijlage van 6 juli 2011 van BJZ.
Ter zitting van 12 juli 2011 is de zaak opnieuw behandeld. Verschenen zijn de moeder en de vader en hun advocaten. Daarnaast zijn namens BJZ de heer Van Dijk en mr. S. Polak verschenen. BJZ heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
De beoordeling
De tussenbeschikking
1. Bij de tussenbeschikking van 29 juli 2010 heeft het hof een ouderschaps-onderzoek gelast en drs. B.A. de Vries en drs. R.J. Verboom tot deskundigen benoemd. Voorts heeft het hof bepaald dat de deskundigen het hof dienen te rapporteren over het verloop en de resultaten van het ouderschapsonderzoek. Door toezending van het rapport van 3 juli 2011 hebben de deskundigen daaraan voldaan.
De overwegingen
2. Uit het deskundigenbericht van 3 juli 2011 leidt het hof af dat beide ouders de nodige inzet hebben getoond tijdens het ouderschapsonderzoek, maar dat het desondanks niet is gelukt tot overeenstemming te komen. Oorzaak daarvan lijkt het patroon van sterke dwang- en terugtrekbewegingen in de communicatie tussen de ouders over kwesties waarover zij meningsverschillen hebben.
3. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting overweegt het hof als volgt. Vast staat dat [kind] met beide ouders een goede band heeft en loyaal is naar hen beiden. Voor [kind] is het erg belangrijk dat hij in zijn wensen serieus wordt genomen en dat hij gerespecteerd wordt. Hij heeft de deskundigen verteld dat hij het erg vervelend vindt dat zijn ouders het over veel dingen niet eens kunnen worden en hij dan niet weet aan wie het ligt, zoals bijvoorbeeld bij de kwestie van de ID-kaart. [kind] zou graag samen met een ouder op vakantie naar het buitenland willen, maar óf zijn vader óf zijn moeder wil niet meewerken aan het aanvragen van een ID-kaart. Hij heeft het gevoel dat dergelijke incidenten plaatsvinden om de andere ouder tegen te werken of te pesten. De grootste wens van [kind] is dat zijn ouders geen ruzie meer maken. Voorts vindt [kind] het belangrijk dat de huidige omgangsregeling in stand blijft, maar dat zijn vader wel zijn wens respecteert om geen contact te hebben met de heer G. Westerlaan.
4. Uit het deskundigenrapport blijkt voorts dat de ouders in principe over en weer geen bezwaren hebben dat [kind] bij de ene of de andere ouder blijft. Ter zitting is gebleken dat de omgangsregeling over het algemeen redelijk verloopt. Zowel de vader als de moeder hebben ter zitting aangegeven te proberen zoveel mogelijk rekening te willen houden met de individuele behoeften en wensen van [kind]. Het hof acht het dan ook in het belang van [kind] dat de omgangsregeling blijft bestaan. De omgang(sregeling) dient geheel los gezien te worden van de kwestie met betrekking tot het ouderlijk gezag, waarover het in deze zaak gaat.
5. Gelet op het feit dat de al jarenlang bestaande communicatieproblemen tussen de ouders ernstig zijn en ook het ouderschapsonderzoek hierin niet de gehoopte verbetering heeft kunnen brengen, en niet te verwachten valt dat er op korte termijn voldoende verbetering zal komen, bestaat er naar het oordeel van het hof een onaanvaardbaar risico dat [kind] klem of verloren zal raken tussen de ouders. In het psychologisch onderzoek van [kind] door GZ-psycholoog M.J.C. Roholl zijn een aantal opties genoemd die mogelijk een einde zouden kunnen maken aan de strijd tussen de ouders. Gedacht is aan een ondertoezichtstelling, toekenning van het eenhoofdig gezag, hulpverlening of therapie aan de ouders, een uithuisplaatsing of therapie voor [kind]. Nu vaststaat dat de oorzaak van de problemen bij de ouders zelf ligt, acht het hof onder de gegeven omstandigheden toekenning van het ouderlijk gezag aan één van de ouders het meest in het belang van [kind]. De voortdurende strijd tussen zijn ouders over onderwerpen van belang en van geen belang is niet goed voor [kind] en het is zeker niet ondenkbaar dat -indien de situatie blijft zoals deze al jarenlang is- hij hier in de toekomst, naarmate hij ouder wordt en (nog) meer in de gaten krijgt, daar nog meer last van gaat krijgen. Voortzetting van het gezamenlijk gezag van de ouders kan een extra voedingsbodem vormen voor verdere conflicten tussen hen, hetgeen haaks staat op het belang van [kind]. Het hof verwacht dat door de toekenning van het eenhoofdig gezag aan de moeder de (thuis)situatie voor [kind] rustiger en stabieler zal worden. Het voorwaardelijke verzoek van de vader om het eenhoofdig gezag aan hem toe te kennen in plaats van aan de moeder zal het hof afwijzen, omdat gebleken is dat [kind] een stabiele thuissituatie bij de moeder heeft en er geen reden is om daarin wijziging aan te brengen.
6. Tot slot spreekt het hof de hoop uit dat de eerste aanzet die de ouders hebben gegeven tijdens het ouderschapsonderzoek met het stopzetten van de onderlinge strijd een vervolg zal krijgen en dat zij de gevoelens of verhalen van [kind] niet langer als munitie in de strijd tussen hen zullen gebruiken. Mogelijk kan de gezinsvoogd de eerstkomende tijd hierbij ook een rol spelen, waarbij het hof wel wil opmerken dat de ondertoezichtstelling niet bedoeld is om de conflicten tussen de ouders op te lossen.
Slotsom
7. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
bepaalt dat het gezag over de minderjarige [kind], geboren [in 2002] vanaf heden door de moeder wordt uitgeoefend;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, voorzitter, A.W. Beversluis en K.R. Kuiken en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2011 in bijzijn van de griffier.