ECLI:NL:GHLEE:2011:BR4499

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001801-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep betreffende geschiktheid van gangways voor evacuatie van schip

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 11 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was aangeklaagd voor het niet voldoen aan de eisen van de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' met betrekking tot de veiligheid van gangways tijdens het vullen van een binnenvaarttankschip met gevaarlijke stoffen. De tenlastelegging betrof het ontbreken van een deugdelijke railing op de gangways, wat volgens de aanklager de veiligheid in gevaar zou hebben gebracht.

Het hof heeft vastgesteld dat de gangways niet van een railing waren voorzien, maar oordeelt dat de ADNR-regelgeving enkel vereist dat er geschikte vluchtmiddelen aanwezig zijn. Het hof concludeert dat het ontbreken van een railing op zichzelf niet betekent dat de gangways niet als geschikt kunnen worden beschouwd. De inspectierichtlijn van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, die aan de verdachte was toegestuurd, is niet gebaseerd op enige regelgevende bevoegdheid en kan daarom niet als bindend worden beschouwd.

Het hof heeft verder overwogen dat de gangways voldoende breedte hadden en voorzien waren van een antisliplaag, en dat de afstand tussen het schip en de kade niet onoverkomelijk was. Gezien deze overwegingen heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal tot veroordeling van de verdachte afgewezen en het vonnis waarvan beroep vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat de gangways niet geschikt waren voor evacuatie in noodgevallen.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001801-10
Uitspraak d.d.: 11 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Groningen van 8 juli 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het aan haar ten laste gelegde tot een geldboete van 2500 euro. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 8 juni 2009 in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de "Wet vervoer gevaarlijke stoffen" heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of met vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, aangezien in strijd met randnummer 1.4.3.3 onder q van het ADNR door de vuller niet was gewaarborgd dat zowel in de omgeving van het voor- als achterschip van het binnenvaarttankschip "[naam ]", tijdens het vullen van de ladingtank(s) met fluxoil, althans een of meer gevaarlijke stof(fen), geschikte middelen aanwezig waren om het schip, ook in noodgevallen, te verlaten, immers was/waren de mobiele loopplanken (gangway's) aan de voor- en/of achterzijde van dat binnenvaarttankschip niet stabiel en/of niet voorzien van een (deugelijke) railing.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Centraal staat de vraag, in het licht van de tenlastelegging en de regelgeving waarop de tenlastelegging is gebaseerd, of de door verdachte, bij het vullen van het tankschip [naam ], op 8 juni 2009 gebezigde mobiele loopplanken (hierna: gangways) kunnen worden beschouwd als geschikt middel om het schip - ook in noodgevallen - te verlaten.
Ter onderbouwing van de conclusie dat de gangways niet stabiel waren, bevat het dossier niet meer dan de stelling van de verbalisant dat de gangway met gebruik van weinig kracht kon worden gekanteld en een foto waarop een gekantelde gangway staat afgebeeld. In het licht van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep van de zijde van verdachte is gesteld, is een en ander onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de gangways niet stabiel waren.
Vaststaat dat, zoals (ook) in de tenlastelegging opgenomen, de gangways niet van een railing waren voorzien. Het hof stelt vast dat de hier van toepassing zijnde ADNR-regelgeving volstaat met de eis dat er (kort gezegd) geschikte vluchtmiddelen moeten zijn. Niet is uitgewerkt wanneer een vluchtmiddel al dan niet als geschikt kan worden beschouwd.
De Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft, blijkens het dossier, aan verdachte op 12 november 2007 de Inspectierichtlijn toegestuurd. In deze richtlijn staat, onder meer, aangegeven aan welke eisen een vluchtmiddel moet voldoen om dit als geschikt te beschouwen. De richtlijn wordt gehanteerd bij inspecties die in het kader van toezicht en handhaving door de Inspectie Verkeer en Waterstaat worden uitgevoerd. De inspectierichtlijn is niet gebaseerd op enige regelgevende bevoegdheid. Dit brengt mee dat aan de eisen, opgenomen in de inspectierichtlijn, niet de betekenis kan toekomen dat slechts indien daaraan is voldaan, van een geschikt vluchtmiddel sprake is.
Gelet hierop ziet het hof zich gesteld voor de vraag of het (enkele) ontbreken van een railing hier meebrengt dat de gebezigde gangways niet als geschikt vluchtmiddel kunnen worden beschouwd. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Het begrip "geschikt"moet in het licht van doel en strekking van de toepasselijke regelgeving, te weten het bevorderen van de veiligheid en het voorkomen van onveilige of voor de volksgezondheid gevaarlijke situaties, worden geïnterpreteerd. In concreto betekent dit dat in noodsituaties de op het schip aanwezige personen - ook als deze in paniek zijn - snel en veilig het schip moeten kunnen verlaten.
Uit het dossier komt niet naar voren dat de gangways - vanuit dit oogpunt - niet van voldoende breedte zijn. De verbalisant heeft van een te geringe breedte van de gangway - ook een toetsingsaspect volgens de richtlijn, waarbij een breedte van minimaal 60 centimeter wordt aangehouden - geen melding gemaakt. Verder is de gangway voorzien van een antisliplaag.
In aanmerking genomen voorts dat de te overbruggen afstand tussen schip en kade bij het voorschip niet meer dan 1.93 meter en bij het achterschip niet meer dan 1.34 meter bedraagt, kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat het (enkele) ontbreken van een railing meebrengt dat de gangways niet kunnen worden beschouwd als geschikt middel om het schip - ook in noodgevallen - te verlaten.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 11 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.