ECLI:NL:GHLEE:2011:BR3586

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002989-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf wegens verduistering in dienstbetrekking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren, alsook tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 240 uren, die kan worden vervangen door 120 dagen hechtenis. De veroordeling is gebaseerd op het medeplegen van verduistering in dienstbetrekking, gepleegd in de periode van 15 december 2007 tot en met 24 oktober 2008. De verdachte heeft samen met een mededader, die als verkoopster werkzaam was bij een juwelierszaak, een aanzienlijke hoeveelheid sieraden en horloges verduisterd. De verdachte heeft de goederen verkocht aan een heler, waarbij de opbrengst voornamelijk ten goede kwam aan hemzelf.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, terwijl hij niet bewezen achtte wat de verdachte verder was ten laste gelegd. De strafbaarheid van de verdachte is vastgesteld, en het hof heeft rekening gehouden met een eerder uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd als een soort waarschuwing om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de bewijsvoering en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002989-09
Uitspraak d.d.: 29 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 18 november 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1960],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 maart 2011 en 15 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 15 december 2007 tot en met 24 oktober 2008 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander ([naam]), althans alleen, opzettelijk (een) hoeveelheid/hoeveelheden sieraden en/of horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, en welk(e) goed(eren) verdachte [naam] uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als verkoopster/medewerkster van [slachtoffer], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
subsidiair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 15 december 2007 tot en met 24 oktober 2008 te [plaats], in elk geval in Nederland, gouden sieraden en/of horloges heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 15 december 2007 tot en met 24 oktober 2008 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander ([naam]) opzettelijk hoeveelheden sieraden en een horloge, die toebehoorden aan [slachtoffer], en welke goederen [naam] uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als verkoopster/medewerkster van [slachtoffer], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Hierbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 15 december 2007 tot en met 24 oktober 2008 samen met zijn vriendin [naam] meermalen schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. [naam] heeft als verkoopster/medewerkster van de juwelierszaak [slachtoffer] gedurende een periode van ruim tien maanden overeenkomstig het met verdachte gemaakte plan een grote hoeveelheid (gouden) sieraden en een horloge verduisterd van haar werkgever. Deze spullen gaf zij aan verdachte, die de (kostbare) goederen vervolgens verkocht aan een heler. De opbrengst is bijna geheel ten goede gekomen aan verdachte. Verdachte - die kennelijk alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financiële belangen - vervulde met zijn handelen een sturende en initiatiefrijke rol met betrekking tot de strafbare feiten. Verdachte en zijn mededader hebben samen misbruik gemaakt van de vertrouwenspositie die [naam] had bij de juwelier en hebben hem een forse financiële schade berokkend. Deze laakbare handelwijze rekent het hof verdachte zwaar aan.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
In beginsel rechtvaardigt de ernst van de primair bewezen verklaarde feiten de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd. Gelet echter op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht zal het hof ditmaal nog volstaan met oplegging van een werkstraf van maximale omvang en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, zoals gevorderd door de advocaat-generaal. De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 29 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. T.M.L. Wolters en mr. J. Dolfing zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.