GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001964-10
Uitspraak d.d.: 25 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 17 mei 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Noord, gevangenis [PI]
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 juli 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. I.M. Weijers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten a,b,c,d,e, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (motorvoertuig), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2008 te [plaats], terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten a,b,c,d,e, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (motorvoertuig), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 29 oktober 2008 als bestuurder in een motorvoertuig gereden, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. In maart 2008 is het rijbewijs door het CBR ongeldig verklaard. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte aangegeven op de hoogte te zijn van die ongeldigverklaring. Desondanks is verdachte gaan rijden, waaruit blijkt dat verdachte zich niets aantrekt van de jegens hem getroffen maatregel van ongeldigverklaring.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder ten aanzien van soortgelijke feiten is veroordeeld en desondanks blijft recidiveren.
Voorts heeft het hof bij oplegging van de straf rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend en geboden.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, ziet het hof geen aanleiding een werkstraf aan verdachte op te leggen in plaats van een gevangenisstraf. Gelet op de recidive van verdachte en in aanmerking genomen dat een in een andere strafzaak aan verdachte opgelegde werkstraf recentelijk is geretourneerd, acht het hof een werkstraf geen passende bestraffing voor verdachte.
Daarentegen ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van verdachte wel aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan in eerste aanleg is opgelegd en thans door de advocaat-generaal is gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en
de artikelen 9, 176 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kuiper, griffier,
en op 25 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken,
zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.