GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003045-10
Uitspraak d.d.: 25 juli 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 20 december 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 19-024238-09, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1953],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 juli 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de feiten 1 en 3 tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, en ter zake van feit 2 tot een geldboete van
€ 320,-, subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis, en één week voorwaardelijke hechtenis met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd van een eerder aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2010 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (motorvoertuig) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 260 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2010 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (motorvoertuig) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2010 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat] , een motorrijtuig, (motorvoertuig), heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 31 mei 2010 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig (motorvoertuig) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 260 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
2.
hij op 31 mei 2010 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig (motorvoertuig) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
3.
hij op 31 mei 2010 te [plaats], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat] , een motorrijtuig heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 31 mei 2010 op de openbare weg gereden, terwijl hij onder invloed was van alcoholhoudende drank. Bovendien was verdachte op dat moment niet in het bezit van een geldig rijbewijs en tevens was hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen bij rechterlijke uitspraak ontzegd. Verdachte heeft zich door aldus te handelen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Bovendien blijkt uit het gedrag van verdachte dat hij zich niets aantrekt van de aan hem opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 30 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld, onder meer ter zake van verkeersdelicten.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straffen passend en geboden. Ter zake van de feiten 1 en 3 legt het hof een werkstraf op van na te melden duur. Ter zake van feit 2 zal het hof een geldboete aan verdachte opleggen.
Om te bevorderen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal begaan, zal het hof ter zake van feit 2 tevens een voorwaardelijke hechtenis opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter te Emmen van 17 december 2009, parketnummer 19-024238-09, opgelegde voorwaardelijke gevangenis voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. Het hof begrijpt deze vordering als een vordering tot tenuitvoerlegging van de bij dat vonnis opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 107, 176, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 320,00 (driehonderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) week.
Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter te Emmen van 17 december 2009, parketnummer 19-024238-09, te weten van:
hechtenis voor de duur van 1 (één) week.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kuiper, griffier,
en op 25 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken,
zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.